H2 Herhalen

Hoofdstuk 2: Herhalen
1 / 27
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: Herhalen

Slide 1 - Slide

Regels en grenzen
  1. RESPECT = Rekening houden met elkaar
  2. Op je plek zitten en spullen op tafel
  3. Stil zijn, vragen stellen, vinger opsteken en praten
  4. Huiswerk maken en nakijken
  5. Geen snoep, muziek, capuchon
  6. Schone werkplek
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 2 - Slide

Programma
  1. Huiswerk GROTE TOETS HOOFDSTUK 2
  2. Terugblik vorige les
  3. Leerdoelen
  4. Uitleg herhalen hoofdstuk 2
  5. Maken herhalings- en plusopdrachten
  6. Vooruitblik volgende les

Slide 3 - Slide

Huiswerk vorige les
Pak je boek voor je en ga naar bladzijde 66
Kijk rekenen hoofdstuk 2 na met het antwoordenboek
Krul bij juiste antwoorden, verbeter je foute antwoorden


Tijdens het nakijken controle van het huiswerk!
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 4 - Slide

Huiswerk volgende les
Pak je agenda voor je en noteer het huiswerk:
Maken herhaling en plus op blz. 70 t/m 73
Leren blz. 42 t/m 73 GROTE TOETS HOOFDSTUK 2 

De volgende les controle en nakijken van het huiswerk!
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 5 - Slide

LessonUp
  • Chromebook open en dicht
  • Inloggen
  • Lezen van de vragen
  • Vragen beantwoorden
  • Klein prijsje voor de winnaar van de quiz

Slide 6 - Slide

Grote uitgaven die je af en toe doet zijn...
A
vaste lasten
B
incidentele uitgaven
C
dagelijkse uitgaven
D
huishoudelijke uitgaven

Slide 7 - Quiz

De kans dat je schade hebt
A
verzekeren
B
polis
C
premie
D
risico

Slide 8 - Quiz

Geld gebruiken van een ander
A
sparen
B
eigen risico
C
lenen
D
begroting

Slide 9 - Quiz

Als je iets koopt in de winkel gebruik je geld als een...
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel
D
wasmiddel

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen
  • Je leert wat voor soort inkomen je kunt hebben
  • Je leert welke groepen uitgaven er zijn
  • Je leert welke functies geld kan hebben
  • Je leert welke redenen er zijn om te sparen
  • Je leert welke redenen je kunt hebben om geld te lenen
  • Je leert waarom je een verzekering zou afsluiten

Slide 11 - Slide

Soorten inkomens
Er zijn drie soorten inkomens.
  • Loon of salaris ontvang je als je voor een baas werkt.
  • Winst is je inkomen als je een eigen bedrijf hebt.
  • Een uitkering ontvang je van de overheid. Bijvoorbeeld als je werkloos of arbeidsongeschikt bent. Ouders van kinderen onder de achttien krijgen kinderbijslag.

Slide 12 - Slide

Soorten uitgaven
Er zijn drie soorten uitgaven:
  1. Vaste lasten: uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen, zoals huur, abonnement, contributie.
  2. Huishoudelijke uitgaven of dagelijkse uitgaven
  3. Incidentele uitgaven: meestal grote uitgaven die je af en toe doet, zoals aanschaf van kleding, apparaten of vakantie.

Slide 13 - Slide

Geldfuncties
Geld gebruik je op verschillende manieren. Je noemt dat de geldfuncties:
  1. Ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  2. Spaarmiddel: wanner je geld bewaart om later uit te geven.
  3. Rekenmiddel: wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft.




Slide 14 - Slide

Sparen
Sparen betekent dat je je geld niet nu uitgeeft, maar bewaart voor later. Redenen om te sparen:
  1. Je spaart voor een doel: bijvoorbeeld extra geld voor op vakantie
  2. uit voorzorg: bijvoorbeeld voor als je telefoon kapot gaat
  3. voor de rente: dit doe je bij de bank, in je spaarvarken krijg je geen rente

Slide 15 - Slide

Sparen en lenen
Bij sparen stel je een aankoop uit. 
  • voordeel: je krijgt rente
  • nadeel: je moet wachten

Bij lenen haal je een aankoop naar voren:
  • voordeel: je kunt de aankoop direct gebruiken
  • nadeel: je moet rente betalen







Slide 16 - Slide

Lenen
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is. 
Redenen om geld te lenen:
  • Je wilt iets duurs kopen, zoals meubels of een auto en je wilt niet wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld om een dure reparatie te betalen.





Slide 17 - Slide

Verzekeren
Verzekeren is het afdekken van een risico dat je geld moet betalen, daarbij kijk je naar: 
  1. de kans op schade
  2. de hoogte van het schadebedrag
Door een verzekering af te sluiten neemt de verzekeringsmaatschappij het financiële risico over van de verzekerde.








Slide 18 - Slide

Herhalings- en plusopdrachten maken
Ga naar bladzijde 70 van je boek
Maak de herhalings- en plusopdrachten van hoofdstuk 2
Kijk de opdrachten na met behulp van het antwoordenboek

Tijdens het maken van de opdrachten is het 15 minuten stil
Steek je vinger op als je een vraag hebt!
Klaar? Ga dan verder met de oefentoets online

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Een uitkering ontvang je van de overheid
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Uitgaven die met regelmaat terugkeren
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentiele uitgaven
D
huishoudelijke uitgaven

Slide 22 - Quiz

Geld opzijleggen voor de vakantie is sparen...
A
met een doel
B
uit voorzorg
C
voor de rente
D
in een varken

Slide 23 - Quiz

Waar of niet waar: op je bankrekening staat chartaal geld
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Terugblik
Wat heb je geleerd?
  • Je leert wat voor soort inkomen je kunt hebben
  • Je leert welke groepen uitgaven er zijn
  • Je leert welke functies geld kan hebben
  • Je leert welke redenen er zijn om te sparen
  • Je leert welke redenen je kunt hebben om geld te lenen
  • Je leert waarom je een verzekering zou afsluiten

Slide 25 - Slide

Vooruitblik
De volgende les gaan: GROTE TOETS HOOFDSTUK 2

Huiswerk:
  • leren blz. 42 t/m 73 GROTE TOETS HOOFDSTUK 2

Bedankt voor je aandacht!


Slide 26 - Slide

Deze les was...

Slide 27 - Slide