This lesson contains 25 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia
Slide 1 - Slide
¿Qué vamos a hacer?
Repaso: la ropa
Controlar los deberes '
Describir personas
Vamos a escuchar
Repaso: aanwijzend voornaamwoord
Vamos a ver un vídeo
Bogotá, Colombia
Slide 2 - Slide
camiseta amarilla
vaqueros azules
gorra roja
cinturón marrón
cazadora negra
jersey verde
1.
1.
1.
2.
2.
2.
1.
1.
3.
3.
4.
4.
5.
6.
Slide 3 - Slide
Los deberes
esa
aquel
aquellos
esa
__
____
_____
__
Slide 4 - Slide
primo
abuelos
padres
hermana
hermano
tía
tío
Slide 5 - Slide
Leerdoel:
Ik kan het uiterlijk en karakter van
iemand omschrijven.
Slide 6 - Slide
Luis de la Fuente
Witte blouse
blauwe stropdas
Bruine ogen
Maak hele zinnen.
bondscoach Spanje
Slide 7 - Slide
Reina Letizia
Rode jurk
Aardig
Bruine hakken
Maak hele zinnen.
Koningin van Spanje
Slide 8 - Slide
Rey Felipe
Blauwe blouse
Blauwe spijkerbroek
Bruine riem
Maak hele zinnen.
Koning van Spanje
Slide 9 - Slide
Describe físicamente las siguientes personas
Maak gebruik van dit schema
of je woordenlijst.
Schrijf de zinnen in je schrift.
Slide 10 - Slide
Describe físicamente las siguientes personas
Susana: Es delgada. Tiene los ojos azules.
Rebeca: Es joven. Tiene el pelo largo, lleva un vestido.
Teresa: Es delgada. Tiene el pelo rubio. Lleva un pantalón.
María: Es mayor. Tiene el pelo canoso. Tiene los ojos pequeños. Lleva una falda.
Juan: Es joven. Tiene el pelo corto. Tiene el pelo castaño. Tiene los ojos grandes. Lleva una camiseta roja.
José: Es gordo. Tiene el pelo corto. Lleva gafas. Lleva unos vaqueros azules.
Slide 11 - Slide
página cincuenta
Slide 12 - Slide
página cincuenta
Ana
Pedro
Ricardo
José
Slide 13 - Slide
página cincuenta y uno
Slide 14 - Slide
página cincuenta y uno
frío
abrigo
amable
divertido
trabajadora
divertida
Slide 15 - Slide
Vamos a escuchar
Eva gaat met haar familie op reis. Ze zijn de koffers (las maletas) aan het inpakken. We bekijken een video en schrijf in je schrift in het Spaans op wat Eva en haar vader meenemen. Schrijf ook de kleuren erbij.
Por ejemplo: Eva mete en la maleta un vestido amarillo, ………
Leerdoel:
Ik ken de Spaanse kledingstukken en kleuren.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Slide 18 - Video
¿Quién es quién?
Slide 19 - Slide
Levántate si...
Slide 20 - Slide
¿Quién es quién?
Slide 21 - Slide
Los deberes
Verdeel alle grammatica en woordenschatin je agenda.
ser, tener en llamarse
bezittelijk voornaamwoorden
aanwijzend voornaamwoorden
Regelmatige werkwoorden
Familieleden
Kledingstukken
Kleuren
Iets kopen in een kleding- of schoenenwinkel
Uiterlijk
Karakter
el martes, 23 de mayo, 5a hora
proefwerk dinsdag 6 juni
Slide 22 - Slide
¡El objetivo de la semana!
Ik weet hoe de kledingstukken
in het Spaans heten.
3 vragen bedenken
3 klasgenoten beantwoorden de vragen aan het einde van de les!
Lesson duration is: 80 min
