This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Vragen lessen
Slide 1 - Slide
Reformatie & De Opstand
Slide 2 - Slide
Welke persoon wilde door 95 stellingen duidelijk maken dat hij het niet eens was met de Katholieke Kerk?
A
Willem van Oranje
B
Maarten Luther
C
Calvijn
D
Filips II
Slide 3 - Quiz
In de ..... kerk werden heiligen vereerd en had je veel beelden
A
Katholieke
B
Protestantse
Slide 4 - Quiz
Filips II volgde zijn vader op in 1555 als ……….. van de Nederlanden.
A
Keizer
B
Koning
C
Landheer
D
President
Slide 5 - Quiz
Europese Wereldrijken
Slide 6 - Slide
Wat betekent modern imperialisme?
A
Op een moderne manier land besturen
B
Moderne wapens gebruiken om een rijk te stichten
C
Moderne rijken besturen door democratie
D
Land veroveren en besturen. Koloniën uitbreiden (Azië en Afrika)
Slide 7 - Quiz
Wat bedoelen we met afzetgebieden?
A
Een gebied waar de inheemse bevolking aan het werk wordt gezet.
B
Een gebied waar producten worden afgezet.
C
Een gebied waar grondstoffen worden gehaald.
D
Een gebied waar producten worden verkocht.
Slide 8 - Quiz
De Franse Revolutie
Slide 9 - Slide
Wie hoort bij de eerste, tweede en derde stand?
A
1e stand: adel, 2e stand: koning, 3e stand boeren
B
1e stand: geestelijken, 2e stand: adel, 3e stand: koning
C
1e stand: geestelijken, 2e stand: adel, 3e stand: boeren en burgers
D
1e stand: adel, 2e stand: burgers, 3e stand: boeren
Slide 10 - Quiz
Wie zit er in de Staten-Generaal?
A
De ministers
B
De drie standen
C
De koning
D
De koning en de drie standen
Slide 11 - Quiz
Waar of niet waar? Gematigden: vinden dat revolutie genoeg verandering heeft gemaakt en zijn een voorstander van een grondwet waar de koning beperkte macht krijgt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Waar of niet waar? Radicalen vinden dat de revolutie door moet gaan. Zij zijn een voorstander van de republiek.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Welke persoon hoort bij de periode van de Terreur?
A
Willem van Oranje
B
Napoleon
C
Robbes Pierre
D
Lodewijk XVI
Slide 14 - Quiz
Waar of niet waar? Napoleon maakte een einde aan de Franse Revolutie door de macht te grijpen en als alleenheerser Frankrijk te gaan besturen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Eerste Wereldoorlog
Slide 16 - Slide
Wie hoort bij de geallieerden?
A
Rusland, Engeland, Frankrijk
B
Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Ottomaanse Rijk
Slide 17 - Quiz
De communistische regering was voordelig/nadelig voor boeren
A
Voordelig
B
Nadelig
Slide 18 - Quiz
De communistische regering was voordelig/nadelig voor de fabriekseigenaar
A
Voordelig
B
Nadelig
Slide 19 - Quiz
Duitsland moest een verdrag gaan ondertekenen. Zij werden gestraft door een aantal afspraken. Hoe heet het Verdrag? Benoem ook 2 afspraken van het verdrag.
Slide 20 - Open question
Interbellum
Slide 21 - Slide
Een economie waarin de regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd moet worden.
A
Planeconomie
B
Vrijemarkteconomie
C
Communistische markteconomie
D
Consumptie maatschappij
Slide 22 - Quiz
Een economie waarin vraag en aanbod de prijzen en lonen bepalen.
A
Planeconomie
B
Vrijemarkteconomie
C
Communistische markteconomie
D
Consumptie maatschappij
Slide 23 - Quiz
Tweede Wereldoorlog
Slide 24 - Slide
Hoe begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Moord op Franz Ferdinand
B
Aanval Polen door Duitsland
C
Economische Crisis VS
D
Hitler kwam aan de macht
Slide 25 - Quiz
In 1933 werd Duitsland een……… Dat betekent dat de bestuurders het leven van de inwoners volledig beheersen en controleren.
A
Communistische staat
B
Totalitaire dictatuur
C
Totalitaire staat
D
Dictatuur
Slide 26 - Quiz
Wie zijn de asmogendheden?
A
Japan, Verenigde Staten, Frankrijk
B
Frankrijk, Engeland, Rusland
C
Duitsland, Japan, Italie
D
Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk
Slide 27 - Quiz
Waar of niet waar? Alleen de Joden werden gediscrimineerd in Duitsland
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Waar of niet waar? Collaboratie betekent samenwerken met de vijand
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Collaboratie of verzet? Een oranje strikje op je blouse dragen
A
Collaboratie
B
Verzet
Slide 30 - Quiz
Collaboratie of verzet? Onderduikers helpen
A
Collaboratie
B
Verzet
Slide 31 - Quiz
Collaboratie of verzet? Joodse mensen aangeven bij de politie
A
Collaboratie
B
Verzet
Slide 32 - Quiz
Collaboratie of verzet? Vervalsen van persoonsbewijzen
A
Collaboratie
B
Verzet
Slide 33 - Quiz
Collaboratie of verzet? Lid worden van de NSB
A
Collaboratie
B
Verzet
Slide 34 - Quiz
Waar of niet waar? Sovjet-Unie wint de Slag om Stalingrad.