- De poten van geleedpotigen zijn geleed en opgebouwd uit kleine stukjes: de leden. Het lichaam is opgebouwd uit segmenten. Aan elk segment zitten poten.
- Geleedpotigen hebben een uitwendig skelet (pantser), dat niet meegroeit. Daarom moeten ze vervellen.
Slide 20 - Slide
Ordenen geleedpotigen
Bij het ordenen van geleedpotigen kijk je naar het aantal segmenten en naar het aantal poten. Er zijn 4 groepen:
• veelpotigen
• kreeftachtigen
• spinachtigen (gifkakigen)
• insecten (zespotigen)
Slide 21 - Slide
Veelpotigen
- Het hele lijf bestaat uit segmenten
- Aan elk segment poten
Slide 22 - Slide
Kreeftachtigen
- Het achterlijf bestaat uit segmenten
- 10 poten of meer
Slide 23 - Slide
Spinachtigen
- Het lijf bestaat uit een kopborststuk en een achterlijf.
- 8 poten
Slide 24 - Slide
Insectachtigen
- Het lijf bestaat uit achterlijf, borststuk en kop
- 6 poten
Slide 25 - Slide
Gewervelden
- Gewervelden hebben een inwendig skelet met o.a. een wervelkolom.
- Bij het ordenen van gewervelden kijk je naar 4 kenmerken:
1 Huid: de huid is bedekt met schubben, slijm, veren of haren.
2 Lichaamstemperatuur: warmbloedig of koudbloedig.
3 Ademhalingsorganen: kieuwen, longen of door de huid.
4 Manier van voortplanten: baarmoeder of eieren.
Slide 26 - Slide
Warm- en koudbloedig
Bij warmbloedige dieren is de lichaamstemperatuur altijd hetzelfde (vogels en zoogdieren)
Bij koudbloedige dieren is de temperatuur van het lichaam gelijk aan de temperatuur van de omgeving.
Slide 27 - Slide
Manier van voortplanten:
Levendbarend Eieren
Slide 28 - Slide
5 groepen gewervelden
5 groepen gewervelden: de vissen, de amfibieën, de reptielen, de vogels en de zoogdieren
Slide 29 - Slide
5 groepen gewervelden
Slide 30 - Slide
5 groepen gewervelden
Slide 31 - Slide
De leefomgeving
Gewervelde dieren komen voor in het water, op het land en in de lucht. Zoogdieren leven meestal op het land. Sommige zoogdieren, zoals walvissen, leven in de zee.
Vogels leven meestal in de lucht, maar er zijn ook vogels die niet kunnen vliegen en op het land leven.
Reptielen zijn meestal landdieren. De zeeschildpad, een reptiel, leeft in zee en komt alleen aan land om eieren te leggen.
Slide 32 - Slide
Gewervelden
Alle dieren met een wervelkolom + wervels
Slide 33 - Slide
Gewervelden onderscheiden
Vijf kenmerken om de vijf klassen gewervelden te onderscheiden:
- De huid (bedekt met slijm, schubben, veren of haren)
- Lichaamstemperatuur (warmbloedig of koudbloedig)
- Ademhalingsorganen (longen, kieuwen of beide)
- De manier van voortplanten (eieren zonder schaal, kalkachtige schaal, leerachtige schaal of levendbarend)
- Het milieu
Slide 34 - Slide
Vissen en amfibieën
Slide 35 - Slide
Reptielen
Slide 36 - Slide
Vogels en zoogdieren
Slide 37 - Slide
Volgende week
Maken opdracht 56, 57, 58, 61 t/m 63, 65, 67, 68 en 69
Maken in je schriftje: Begrippenlijst van basisstof 7