Grammatica: redekundig (WK 40 LES 2)

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

- Terugblik (3')

- Lesdoelen doornemen (2')

- Instructie (8')

- Zelf aan de slag  (20')

   --> Basis: opdr. 4 en 7 (blz. 130-132)

   --> Herhaling/verdieping: zie 

          LessonUp

- Evaluatie (5')

Slide 3 - Slide

Terugblik (3')

- Wat zijn de negen koppelwerkwoorden? 

- Uit welke twee delen bestaat het naamwoordelijk gezegde?



Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ...kun je het naamwoordelijk gezegde in een benoemen.
  • ...kun je een voorzetselvoorwerp in een zin met een naamwoordelijk gezegde benoemen.

Slide 5 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:

  1. Werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin
  2. Naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een znw of bnw)


Slide 6 - Slide

WWG
Morgen | zal | de zon | volgens de nieuwe weervrouw | niet |schijnen.

Wwg = zal schijnen
Ond = de zon
Bwb = morgen, volgens de nieuwe weervrouw, niet
--------------------------
Bvb = nieuwe --> weervrouw

NWG
Engels schijnt voor liedteksten een betere taal te zijn.

Nwg = schijnt een betere taal te zijn
Ond = Engels
Bwb = voor liedteksten
----------------------------------
Bvb = betere --> taal


Slide 7 - Slide

Een nwg met een vzv
Een naamwoordelijk gezegde kan in combinatie met een voorzetselvoorwerp voorkomen.

Madita |  is dol | op haar zoontje.
Ond          nwg               vzv

Slide 8 - Slide

Hoe zat het ook alweer?

Een voorzetselvoorwerp (vzv):

- begint met een voorzetsel (in, op, tijdens, na etc.)

- het voorzetsel kun je niet vervangen door een ander voorzetsel

- het voorzetsel hoort bij een vast werkwoord

- heeft vaak een figuurlijke betekenis


Bijv.: verlangen naar,  vertrouwen op,  reageren op, bang zijn voor etc.

--> Mijn broertje is ontzettend bang voor spinnen. 


Slide 9 - Slide

Voorbeelden nwg met vzv

Zij is erg nieuwsgierig naar de uitslag.

De president is verantwoordelijk voor zijn eigen campagne.

Slide 10 - Slide

Zelf aan de slag!
- Lees de theorie op blz. 130 en 133 (bnw).
- Maak opdracht 4 en 7 (blz. 130 en 132)
- Klaar? Kijk je werk na!





timer
20:00
Had je (bijna) alles goed? 
--> Maak één van de plusopdrachten 
--> Verder lezen in je leesboek.
Had je meer dan 3 foutjes in de opdrachten?
-->  Af? Maak de extra oefeningen (blauw)
-->  Af? Maak één van de plusopdrachten

Slide 11 - Slide

Evaluatie

Slide 12 - Slide

Extra oefeningen
1.  Bekijk de  instructiefilmpjes over het koppelwerkwoord en het nwg.

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:
     - Oefening nwg (1)               - Oefening nwg en vzv
     - Oefening nwg (2)                                     
     - Quiz nwg        

3. Af?  Ga verder met de plusopdracht (paars).



Slide 13 - Slide

Plusopdrachten

Slide 14 - Slide