labwaardes

labwaardes
1 / 26
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

labwaardes

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Granulocyten = de snelle soldaten (aanval meteen bij infectie)

Monocyten = de opruimers en coördinatoren

Lymfocyten = de special forces (gericht, slim en met geheugen)

Slide 2 - Slide

erytrocyten zijn rode bloedcellen, vervoeren van:
Zuurstof brengen van de longen naar organen en koolstofdioxide terug naar de longen
leukocyten zijn type witte bloedcellen-die bestaan uit:
Granulocyten zijn gespecialiseerde witte bloedcellen die helpen infecties op te ruimen en een rol spelen bij allergieën en ontstekingen.
Monocyten zijn opruimcellen in je bloed die ziekteverwekkers aanvallen en andere immuuncellen activeren. 
Lymfocyten zijn witte bloedcellen die je lichaam helpen door virussen, bacteriën en zieke cellen gericht aan te vallen en langetermijngeheugen van infecties op te bouwen.
thrombocyten zijn bloedplaatjes die zorgen dat bloed stolt bij een verwonding. Ze vormen snel een propje om bloedverlies te stoppen.

voorkomen dat het bloed stolt

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hematocriet (Ht)
Percentage van het bloed dat uit rode bloedcellen bestaat
Normaalwaarden: 
Vrouwen: 0,36–0,47 | Mannen: 0,41–0,51
Wat betekent een afwijking:
Laag: bloedarmoede, overhydratie
 Hoog: uitdroging, polycytemie

Ht en Hb worden vaak samen beoordeeld bij anemie of dehydratie

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hemoglobine (Hb)
Een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert
Normaalwaarden: 
rouwen: 7,5–10 mmol/L | Mannen: 8,5–11 mmol/L
Wat betekent een afwijking:
Laag: bloedverlies, ijzertekort, nierfalen
Hoog: uitdroging, longziekten

Beïnvloedt zuurstoftransport – klachten bij afwijking zijn vermoeidheid, duizeligheid.


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

BSE (Bezinkingssnelheid Erytrocyten)
BSE meet hoe snel rode bloedcellen (erytrocyten) naar de bodem van een buisje zakken in een uur. Bij ontstekingen plakken eiwitten aan bloedcellen, waardoor ze sneller bezinken.
Leeftijd/Geslacht Normale BSE
Mannen < 50 jaar < 15 mm/uur
Mannen > 50 jaar < 20 mm/uur
Vrouwen < 50 jaar < 20 mm/uur
Vrouwen > 50 jaar < 30 mm/uur

BSE: nuttig bij langdurige of onduidelijke klachten.
Een arts bekijkt ze vaak samen met andere waarden (zoals witte bloedcellen) en symptomen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

CRP (C-reactief proteïne)
CRP is een eiwit dat door de lever wordt aangemaakt als reactie op ontstekingen in het lichaam. Het stijgt snel bij een acute infectie of ontsteking.
Normaalwaarden:
< 5 mg/L → normaal
5–40 mg/L → lichte ontsteking of milde infectie
40–200 mg/L → matige tot ernstige ontsteking of infectie
> 200 mg/L → vaak bij ernstige bacteriële infecties of sepsis

CRP: vooral nuttig bij acute problemen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kalium ( K+)
Elektrolyt belangrijk voor spier- en hartfunctie
Normaalwaarden: 
3,5–5,0 mmol/L
Wat betekent een afwijking:
Laag: spierzwakte, hartritmestoornissen
Hoog: levensbedreigende hartritmestoornissen

Wordt nauwlettend gevolgd bij nierproblemen of bepaalde medicatie
teveel kalium in je bloed kan een hartstilstand veroorzaken!!
dus mensen die kalium krijgen moeten altijd in het bloed gecontroleerd worden op hun kaliumspiegel

Slide 8 - Slide

kalium moet je via je voeding binnenkrijgen

wordt gereguleerd door de nieren

kalium zit vooral in je spieren
Natrium (Na+)
Belangrijk elektrolyt voor vochtbalans
Normaalwaarden:
 135–145 mmol/L
Wat betekent een afwijking:
Laag: verwardheid, hoofdpijn, stuipen
Hoog: uitdroging, dorst, spierkrampen
Indicatie voor hydratatiestatus, vooral bij ouderen en ziekenhuispatiënten.

Slide 9 - Slide

Natrium krijg je binnen via je voeding, vooral door zout (keukenzout = natriumchloride).

wordt ook gereguleerd door je nieren

functie in je lichaam
Vochtbalans, zenuw- en spierfunctie
Ureum
Ureum is een afvalstof die ontstaat als je lichaam eiwitten afbreekt.

Waarom is ureum belangrijk?
Het helpt het lichaam gifstoffen te verwijderen die ontstaan bij het afbreken van eiwitten.
De hoeveelheid ureum in het bloed kan iets zeggen over de nierfunctie en de eiwitstofwisseling.
Normale waarden ureum in bloed:
Ongeveer 2,5 - 7,5 mmol/L (kan iets verschillen per laboratorium).

Verhoogd ureum Uitdroging, nierproblemen, hoge eiwitinname, hartfalen, bloedverlies in maag-darmkanaal
Verlaagd ureum Lage eiwitinname, leverziekte, overhydratie, zwangerschap

Ureum is een afvalproduct van eiwitafbraak dat via de nieren wordt uitgescheiden. Het helpt bij het veilig verwijderen van stikstof uit het lichaam.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Creatinine ( Creat )
Afvalstof van spieren, gemeten voor nierfunctie.
Normale creatininewaarden in bloed:
Mannen: ongeveer 60 – 110 µmol/L
Vrouwen: ongeveer 45 – 90 µmol/L
(Waarden kunnen iets verschillen per laboratorium.)
Verhoogd: slechte nierfunctie
 Verlaagd: vaak weinig klinische betekenis

Samen met eGFR gebruikt om nierfunctie te beoordelen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

eGFR (Glomerulaire filtratie) 
Het is een maat voor de nierfunctie, oftewel hoe goed je nieren het bloed filteren
De eGFR wordt berekend op basis van je creatininewaarde, leeftijd, geslacht, en soms etniciteit
normaalwaarde boven de 90

Een lage eGFR kan wijzen op chronische nierschade of nierziekte, ook als je nog geen symptomen ervaart.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

opdracht
aan jullie de taak om de volgende labbepalingen te onderzoeken:
1. normaalwaardes
2. wat betekenen de afwijkende waardes
3. met welk orgaan hebben de bepalingen te maken
4. wat doet het stofje?
graag opzoeken van:
ASAT, ALAT, LDH, PT INR, APTT, DDimeer, Lactaat, bilirubine, Alkalische Fosfatase, 


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

ASAT
Normaal: 0 – 40 U/L

Orgaan: Lever, hart, spieren

Functie: Enzym dat betrokken is bij aminozuurstofwisseling

Verhoogd bij: Leverschade, hartinfarct, spierafbraak (rabdomyolyse)
Verlaagd bij: Niet klinisch relevant (komt zelden voor)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

ALAT
Normaal: 0 – 45 U/L

Orgaan: Lever (meer leverspecifiek dan ASAT)

Functie: Enzym betrokken bij aminozuurstofwisseling

Verhoogd bij: Leverschade (hepatitis, leververvetting, alcohol, medicijnen)
Verlaagd bij: Niet klinisch relevant

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

LDH (Lactaatdehydrogenase)
Normaal: 125 – 250 U/L

Orgaan: Algemeen; aanwezig in vrijwel alle lichaamscellen

Functie: Enzym bij de omzetting van lactaat ↔ pyruvaat

Verhoogd bij: Celbeschadiging (hemolyse, hartinfarct, kanker, infectie)
Verlaagd bij: Zeldzaam en meestal niet van betekenis

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

PT INR (Protrombinetijd - International Normalized Ratio)

Normaal: INR 0,8 – 1,2 (zonder antistolling)

Orgaan: Lever (maakt stollingsfactoren), bloed

Functie: Meet extrinsieke stollingsroute

Verhoogd bij: Leverfalen, vitamine K-tekort, antistolling (zoals acenocoumarol)
Verlaagd bij: Niet klinisch belangrijk; meestal laboratoriumfout of hyperstolling


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

APTT (Activated Partial Thromboplastin Time)
Normaal: 25 – 35 sec

Orgaan: Bloed/stollingssysteem

Functie: Meet intrinsieke stollingsroute

Verhoogd bij: Hemofilie, heparinegebruik, lupus anticoagulans (maakt je bloed juist vatbaarder voor stolsels (trombose),
Verlaagd bij: Zeldzaam; kan bij hypercoagulabiliteit (een verhoogde neiging van het bloed om te stollen) 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

DDimeer
Normaal: < 0,5 µg/mL of < 500 ng/mL (afhankelijk van eenheid)

Orgaan: Bloedstollingssysteem

Functie: Afbraakproduct van fibrine → marker voor stolselvorming en -afbraak

Verhoogd bij: DVT, longembolie, infectie, kanker, postoperatief
Verlaagd bij: Normaal = goed; lage waarde sluit trombose meestal uit

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Lactaat
Normaal: 0,5 – 2,2 mmol/L

Orgaan: Spieren, bloed (metabool systeem)

Functie: Product van anaerobe glucoseverbranding

Verhoogd bij: Weefselhypoxie, shock, sepsis, intensieve inspanning
Verlaagd bij: Niet klinisch relevant

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Bilirubine
Normaal: 5 – 21 µmol/L

Orgaan: Lever, galwegen, rode bloedcellen

Functie: Afbraakproduct van hemoglobine

Verhoogd bij: Geelzucht (leverziekte, galwegobstructie, hemolyse)
Verlaagd bij: Zelden van belang

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Alkalische Fosfatase (AF) 
Normaal: 40 – 120 U/L

Orgaan: Lever, galwegen, bot

Functie: Enzym betrokken bij botvorming en galtransport

Verhoogd bij: Galstuwing, botziekten (ziekte van Paget, groei, metastasen)
Verlaagd bij: Ernstige ondervoeding, zinktekort (zelden)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Bloedbuizen
  • Verschillende soorten buizen
  • Verschillende dopkleuren en groottes
  • Speciale vloeistof
  • Bepaalde volgorde van afnemen

Slide 25 - Slide

Er zijn verschillende soorten bloedbuizen. 
> Elke buis is bestemd voor specifiek onderzoek. 
>De bloedbuizen kunnen verschillen van dopkleur en grootte. 
In de meeste gevallen bevatten de bloedbuizen een speciale vloeistof die nodig is om het bloedmonster te prepareren voor het onderzoek.
>  Als je bij een venapunctie meerdere buizen bloed afneemt, dan moet je de buizen in een bepaalde volgorde afnemen. 
>> Door de verkeerde volgorde van afnemen is er kans op contaminatie. Dit kan invloed hebben op de uitslag van het bloedonderzoek.
Opdracht 
Zoek in duo's op welke kleuren bloedbuizen er zijn, welke volgorde moet worden aangehouden en voor welke bloedonderzoeken deze gebruikt worden. Maak hier een document van voor jezelf zodat je altijd terug kunt kijken. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions