Lezen H1 les 2

Lezen
H1
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Lezen
H1

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
huiswerk bespreken
Terugblik
Uitleg theorie: signaalwoorden en verbanden
Opdracht signaalwoorden en verbanden
samen oefenen
zelf oefenen
reflectie


Slide 2 - Slide

Huiswerk nakijken
Vraag 6 + 8 op bladzijde 29 en 30

Slide 3 - Slide

Waaraan kun je herkennen of een tekst een artikel is?

Slide 4 - Open question

Hoe wordt een artikel ook wel genoemd?

Slide 5 - Open question

Uitleg theorie: opbouw van de tekst
Inleiding
- Eerste alinea’s: 1, 2 of 3
- Lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
(actualiteit, voorbeeld, anekdote, geschiedenis)
- Onderwerp wordt geïntroduceerd
Middenstuk
- Deelonderwerpen
- Kernzinnen
Slot
- Conclusie en/of samenvatting
- Hoofdgedachte
- Laatste alinea’s van de tekst

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Wat is de functie van de inleiding?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Link

Wat is de functie van de inleiding?

Slide 11 - Open question

Wat is de functie van het slot?

Slide 12 - Open question

Uitleg theorie: signaalwoorden en verbanden
Tekstverbanden
Zinsniveau > alinea’s
Alinea’s > deelonderwerp
Signaalwoorden

Leer ze uit je hoofd!
Markeer of omcirkel ze in een tekst > zo herken je verbanden sneller

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'daarnaast'?
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Toelichtend verband
D
Opsommend verband

Slide 15 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'kortom'?
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Tegenstellend verband
D
Oorzakelijk verband

Slide 16 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'om te...'?
A
Vergelijkend verband
B
Voorwaardelijk verband
C
Doel-middel verband
D
Toelichtend verband

Slide 17 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'toch'?
A
Tegenstellend verband
B
Concluderend verband
C
Chronologisch verband
D
Voorwaardelijk verband

Slide 18 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'als'?
A
Oorzakelijk verband
B
Voorwaardelijk verband
C
Toelichtend verband
D
Samenvattend verband

Slide 19 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'bijvoorbeeld'?
A
Redengevend verband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Toelichtend verband

Slide 20 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'daardoor'?
A
Vergelijkend verband
B
Oorzakelijk verband
C
Redengevend verband
D
Concluderend verband

Slide 21 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'al met al'?
A
Samenvattend verband
B
Redengevend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het chronologisch verband?
A
Eerst
B
Bovendien
C
Daarna
D
Toen

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tegenstellend verband?
A
Maar
B
Daarentegen
C
Opdat
D
Echter

Slide 24 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het redengevend verband?
A
Daardoor
B
Want
C
Immers
D
Daarom

Slide 25 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het toelichtend verband?
A
Bijvoorbeeld
B
Neem nou
C
Zo
D
Als

Slide 26 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het doel-middelverband?
A
Om te
B
Zodat
C
Door ... te
D
Al met al

Slide 27 - Quiz

Voorkennis activeren

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Samen oefenen
Opdracht 12 op bladzijde 34

Slide 30 - Slide

Zelf oefenen
Maak opdracht 10, 11a, 12, 13, 15, 16 

10 minuten in stilte
timer
10:00

Slide 31 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 32 - Open question