B - lire / C - phrases-clés et parler

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui, 

c'est le...

Chapitre 1

Se présenter - Zich voorstellen

 Je kunt groeten en jezelf voorstellen.

 Je kunt over jezelf en je familie schrijven.

 Je kunt de lidwoorden correct gebruiken.

 Je kunt de persoonlijke voornaamwoorden gebruiken.

 Je kunt het werkwoord avoir gebruiken.

Aujourd'hui, c'est le ...

Objectif: Aan het einde van de les heb je een leestekst over een vakantie begrepen en hierbij nieuwe woorden geleerd die te maken hebben met familie en vakantie.

- Oefentoets bespreken

- Le vocabulaire A & B

- Gimkit (A&B)

- La conversation

Préparation: la conversation

• Oefentoets 
• Chapitre 1: Woorden A & Zinnen C
• Huiswerk: gesprek voorbereiden

La conversation

• Groeten
• Vragen hoe iemand heet & antwoorden
• Vragen hoe het gaat & antwoorden
• Vragen waar iemand woont & antwoorden
• Vragen wat iets is (voorwerp) & antwoorden
• Afscheid nemen

Lire - lezen (p. 26)

• Ik kan een leestekst over een vakantie begrijpen en heb hierbij nieuwe woorden geleerd die te maken hebben met familie en vakantie.
• Eerst alleen (15 min) dan in tweetallen (10 min). Gezamenlijk bespreken.
• Exercice 9 & 10. Hulp: zoek eerst bij de woorden B (p. 52) 
• Devoirs / Huiswerk: exercice 11 & 12. Woorden B (p. 52)

Aujourd'hui, c'est le ...

Objectif: Aan het einde van de les heb je geluisterd naar mensen die zich voorstellen & kun je een kort gesprek voeren in het Frans.

Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?

- Le vocabulaire

- La conversation

      écouter = luisteren                            Prend le cahier et le stylo!

Se présenter : zich voorstellen

Six personen gaan zich voorstellen. Kun jij de volgende informatie geven:

1. Nom

2. Âge 

3. Extra info? 

1HV1

1HV2

1HV3

Lire - Lezen

Au camping

Lire - Lezen

Soirée BBQ au camping

Les devoirs 1HV

Mercredi 2 septembre   

 

Faire (maken) 

Apprendre (leren) le vocabulaire A (page 52)

Au travail!
Prêt? Slim stampen 

En silence, zodat iedereen zich kan concentreren

Vertaal de volgende vragen en geef een aantwoord in het Frans 

 1. Salut, comment ca va? 

2. Comment tu t'appelles? 

3.Tu parles Francais? 

4. Tu habites où? 

5. Tu as quel âge? 

6. Tu es en vacances?

7.  Tu es en quelle classe? 

8. Qui est ton prof de bio? 

9. tu aimes l'Anglais? 

10 . Tu as des devoirs?