Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 5: Constante kosten en Variabele kosten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 5: Constante kosten en Variabele kosten

Slide 1 - Slide

Wat zijn kosten?

Slide 2 - Open question

Wat zijn kosten? 
'De prijs die je voor iets moet betalen.'
'De uitgaven die je moet doen.'

Slide 3 - Slide

Constante kosten
  • De kosten veranderen niet wanneer je productie toeneemt  of afneemt.

Slide 4 - Slide

Constante kosten
Noem nu zelf een voorbeeld.

Slide 5 - Slide

Wat is een voorbeeld van constante kosten?
A
benzine
B
onderhoud
C
afschrijving

Slide 6 - Quiz

Wat is een kenmerk van constante kosten?
Constante kosten ...
A
Veranderen niet
B
Zijn goed voorspelbaar en dus goed te budgetteren
C
Zijn onafhankelijk van de afzet

Slide 7 - Quiz

Variabele kosten
  • Deze kosten veranderen wél wanneer je productie toeneemt of afneemt.

Slide 8 - Slide

Wat is een voorbeeld van variabele kosten?
A
telefoonabbonnement
B
grondstoffen
C
rentekosten

Slide 9 - Quiz

Variabele kosten
Noem nu zelf een voorbeeld.

Slide 10 - Slide

De variabele kosten zijn .... afhankelijke van de productie / omzet ?
A
Niet
B
Gedeeltelijk
C
Soms
D
Wel

Slide 11 - Quiz

Gemengde kosten
  • De kosten zijn een deel constant en een deel variabel. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

BEA = Break Even Afzet
Hoeveel stuks moet ik verkopen om mijn kosten terug te verdienen?
Het aantal verkochte producten waarbij de opbrengsten en kosten aan elkaar gelijk zijn.

Slide 15 - Slide

Break even afzet
Hoe hoog moet de afzet zijn om quitte te spelen, oftewel
wanneer heb ik met de dekkingsbijdrage de CK terugverdiend?
CK
bea = ----------             
( p - v) 

bea = 250.000 / ( 34 - 22 ) = 20.834

Slide 16 - Slide

BEO = Break Even Omzet 
Break Even Omzet = de totale opbrengsten zijn gelijk aan de totale kosten

Slide 17 - Slide

BEO = Break Even Omzet
BEO = BEA x p

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Gewenste afzet
Hoeveel producten moet een ondernemer afzetten om zijn gewenste nettowinst te behalen.

Slide 21 - Slide

Bezettingsresultaat
Er wordt gekeken naar de doorberekende constante kosten en de werkelijke constante kosten. 
We gaan dus kijken of we meer of minder constante kosten hebben gemaakt dan dat we hadden verwacht. 

Slide 22 - Slide

bezettingsresultaat
(WN)xNC

Slide 23 - Slide

Bezettingsresultaat
Overbezetting -> werkelijk is groter dan berekend.
Onderbezetting -> werkelijk is kleiner dan berekend. 

Slide 24 - Slide

Veiligheidsmarge

Slide 25 - Slide

Veiligheidsmarge
  • Verschil tussen de daadwerkelijke afzet en de BEA
  • Wordt vaak in een % uitgedrukt

  • Formule
  •                                   Werkelijke omzet - BEA
  •                                          Werkelijke afzet                                   x100%

Slide 26 - Slide

Veiligheidsmarge
  • Verschil tussen de daadwerkelijke omzet en de BEO
  • Wordt vaak in een % uitgedrukt

  • Formule
  •                                   Werkelijke omzet - BEO
  •                                          Werkelijke omzet                                   x100%

Slide 27 - Slide

Bedrijfsresultaat
Verkoopresultaat - bezettingsresultaat

Slide 28 - Slide

Verkoopresultaat
verkoopresultaat = q x (p - kp)

Slide 29 - Slide

Bedrijfsresultaat 
verkoopresultaat = q x (p - kp)
Bezettingsresultaat = (W-N) x C/N

Slide 30 - Slide

Een eventueel verschil tussen de gebudgetteerde en de gerealiseerde gegevens kan verklaard worden door: 
  1. Een afname van het bedrijfsresultaat doordat de omzet lager is dan verwacht;
  2. Lekkage: er is minder brutowinst gerealiseerd dan dat er op basis van het budget gecalculeerd was;
  3. Verschil tussen de gebudgetteerde en werkelijke exploitatiekosten; 
  4. Het bezettingsresultaat. 

Slide 31 - Slide