Voeding en beweging

1 / 34
next
Slide 1: Slide
M&MMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Aan welke groeifactor voor planten ontbreekt het in de winter het meest?
A
Luchtvochtigheid
B
Liefde
C
Temperatuur
D
Voedingsstoffen

Slide 6 - Quiz

Luchtvochtigheid is voor een plant vooral van belang voor...........?
A
Het krijgen van voldoende water
B
Het groeien van de haarwortels
C
Het verdampen van vocht via de bladeren middels fotosynthese

Slide 7 - Quiz

Een plant waar wij de stengel van eten is?
A
Boerenkool
B
Mais
C
Sla
D
Rabarber

Slide 8 - Quiz

Een plant haalt de meest voedingstoffen uit?
A
Water
B
Mest
C
De lucht
D
Vruchtbare aarde

Slide 9 - Quiz

Een plant 'eet' mineralen door fotosynthese toe te passen.
A
Waar
B
Niet waar
C
Alleen bij zuurstofgebrek

Slide 10 - Quiz

Welk deel van de plant eet je als je spruitjes eet?
A
Knol
B
Bloemknop
C
Knol
D
Bol

Slide 11 - Quiz

Planten die goed groeien bij een lage lichtintensiteit groeien beter in?
A
Schaduw
B
Half schaduw
C
Volle zon
D
Regen

Slide 12 - Quiz

Een voorbeeld van een plant waarbij we het vruchtvlees van de vruchten eten is?
A
Sinaasappelboom
B
Kokospalm
C
Appelboom
D
Olijfboom

Slide 13 - Quiz

Naast het bevruchten van bloemen spelen dieren een andere belangrijke rol voor planten, namelijk?

Slide 14 - Open question

Een voedingsmiddel invriezen is een voorbeeld van?
A
Concurreren
B
communiceren
C
conserveren
D
culmineren

Slide 15 - Quiz

Welk nadelig effect op de groei van planten hebben de nieuwe transportmogelijkheden?
A
Ze zorgen ervoor dat boeren meer moeten concurreren
B
Ze dragen bij aan de opwarming van de aarde
C
Ze bevorderen juist de plantengroei door CO2 uit te stoten

Slide 16 - Quiz

Welk effect heeft veel vlees eten op je ecologische voetafdruk?
A
Die wordt kleiner
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt groter

Slide 17 - Quiz

Meer lokale producten eten heeft welk effect op je ecologische voetafdruk?
A
Die wordt kleiner
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt groter

Slide 18 - Quiz

Eiwitten gebruikt je lichaam om?
A
Nieuwe cellen aan te maken
B
De stoelgang te verbeteren
C
Energietekorten aanvullen

Slide 19 - Quiz

Noem 4 transportmogelijkheden.

Slide 20 - Open question

Omega 3 is een voorbeeld van?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten
C
Onverzadigbare vetten

Slide 21 - Quiz

Wanneer slaat je lichaam koolhydraten op in je vetreserves?
A
Je er te weinig van binnenkrijgt
B
Je er teveel van binnenkrijgt
C
Vetreserves zijn alleen voor vet

Slide 22 - Quiz

Een donkergele kleur van je urine zegt dat je waarschijnlijk
A
te veel hebt gedronken
B
Precies genoeg hebt gedronken
C
Te weinig hebt gedronken

Slide 23 - Quiz

Op een voedingsmiddelen etiket worden de waarden weergegeven per
A
Gram
B
Halve en hele gewicht van het product
C
Een normale en grote portie
D
100 gram en een aanbevolen portie

Slide 24 - Quiz

Welke dieren hebben een symbiotische relatie opgebouwd met een plant?

Slide 25 - Mind map

Allergenen zijn?
A
Voedingsstoffen waar je allergisch voor kunt zijn
B
Mensen die ergens allergisch voor zijn
C
Voedingsstoffen in een normaal dieet

Slide 26 - Quiz

Als je een biologisch stukje vlees eet, weet je zeker dat er geen antibiotica in zitten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Uit hoeveel % water en hoeveel % vaste stof bestaat een plant?

Slide 28 - Open question

Planten die in een kas zijn gekweekt zijn niet biologisch.
A
Dat kan maar hoeft niet
B
Dat klopt niet
C
Dat klopt

Slide 29 - Quiz

Een dieet is gezond als?
A
Het voorziet in jouw energiebehoefte
B
Je uitsluitend biologische producten en vegetarisch eet
C
Het aangepast is op jouw leeftijd en leefstijl

Slide 30 - Quiz

Een scharrelkip krijgt meer ruimte dan een legbatterij-kip. Mag je de eerste daarom biologisch noemen?
A
Ja, hij heeft een beter leven
B
Ne, de ruimte die hij krijgt maakt niet uit
C
Om die vraag te beantwoorden is er meer informatie nodig

Slide 31 - Quiz

Een boer heeft een veld waar hij gemodificeerd graan verbouwt dat beter tegen droogte kan. Mag hij dit aan zijn biologische kippen voeren?
A
Ja het komt tenslotte van zijn eigen land
B
Alleen als hij de kippenmest gebruikt voor het graanveld
C
Nee de kippen mogen geen genetisch gemodificeerd graan eten

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide