V5LLSE2

Spelling & interpunctie
1 / 20
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Spelling & interpunctie

Slide 1 - Mind map

Hoofdstuk 6
3F: Werkwoordsvormen correct spellen.

3F: Regels voor de spelling van samenstellingen toepassen.
3F: Regels voor aaneenschrijven toepassen.
3F: Regels voor het bijvoeglijk en zelfstandig gebruik van woorden als alle(n), beide(n), deze(n), sommige(n), vele(n) toepassen.
2F: Getallen en cijfers in een tekst correct schrijven.
2F: Regels voor afkortingen toepassen.
2F: Klemtoon- en uitspraaktekens correct toepassen.
2F: Regels voor woordafbreking toepassen.






Slide 2 - Slide

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Honden katten en konijnen zijn allemaal leuke huisdieren. 
,

Slide 3 - Drag question

Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

Slide 4 - Quiz

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Morgen gaan we fietsen rennen en naar het strand.
,

Slide 5 - Drag question

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Vanavond eten we aardappels vlees en spinazie.
,

Slide 6 - Drag question

Wat is volgens jou een woordafbreking?

Slide 7 - Open question

Afkortingen
Welke afkorting is correct geschreven?
aanstaande
A
as
B
a.s.
C
as.

Slide 8 - Quiz

Afkortingen
Welke afkorting is correct geschreven?
circa
A
ca
B
c.a.
C
c.a
D
ca.

Slide 9 - Quiz

Met hoofdletter
Zonder hoofdletter
dagen en maanden 
namen van goden
aardrijkskundige namen
afkortingen van instellingen
windrichtingen
samenstellingen met feestdagen
afkortingen van politieke partijen
veelgebruikte afkortingen

Slide 10 - Drag question

Aaneenschrijven of niet?
A
spoorweg overgang
B
spoorwegovergang

Slide 11 - Quiz

Los of aaneenschrijven?
Eigen + belang
A
Eigenbelang
B
Eigen belang
C
Mag alletwee, maar betekenisverschil

Slide 12 - Quiz

Wat is de hoofdregel van aaneenschrijven?

Slide 13 - Open question

Los of aaneenschrijven?
Stille + Oceaan + gebied
A
Stille Oceaangebied
B
Stille-Oceaan gebied
C
Stille-Oceaangebied

Slide 14 - Quiz

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 15 - Quiz

Wat is een samenstelling? Geef ook een voorbeeld van een samenstelling.

Slide 16 - Open question

Het eerste deel van de samenstelling is geen ZN 
Het eerste deel van de samenstelling is uniek
Het eerste deel van de samenstelling heeft ook een meervoud op -S
Het eerste deel van de samenstelling heeft geen meervoud
Het geheel is een BN en het 1e deel versterkt het 2e deel
jongeman 
zonnebank
keuzestress
rijstepap 
beregoed 

Slide 17 - Drag question

Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is.
Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft.
Je schrijft geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling de betekenis van het tweede deel versterkt.
Je schrijft geen tussen-n als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling.
beresterk
platteland
pierewaaien
tarwebrood
stekeblind
karnemelk
bruidegom
melkglas

Slide 18 - Drag question

Hoe goed ken je de stof al?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Welk cijfer denk je te gaan halen?
010

Slide 20 - Poll