Herhaling tijdvak 3 (Havo 1)

Tijdvak 3 (Herhaling)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Tijdvak 3 (Herhaling)

Slide 1 - Slide

Hoe noemen we tijdvak 3? Tijd van...

Slide 2 - Open question

Twee Romeinse Rijken KA10
In 395 word het Romeinse Rijk verdeeld: het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk. Dit werd gedaan omdat het westen zwakker werd, maar het oosten niet. In het westen waren niet genoeg soldaten, burgers waren boos om hoge belastingen en er was weinig voedsel. Het westen kwam in nog meer problemen toen vele volken het rijk binnen kwamen door volksverhuizingen. Germaanse stammen vielen binnen en in 476 werd de west Romeinse keizer afgezet. Overal in Europa onstonden kleine Germaanse koninkrijkjes.Een nieuwe periode begint: de Middeleeuwen. Het Oost-Romeinse Rijk zal bestaan tot 1453 wanneer de Turken binnenvallen.

Slide 3 - Slide

Koningen worden christen KA12
Germaanse stammen werden samengevoegd door koning Clovis. Het Frankische Rijk ontstond. De veroverde bevolking was christen geworden en koning Clovis werd dit ook. Clovis kreeg hierdoor hulp van de geestelijken, waar de bevolking naar luisterden. Clovis verspreidde het geloof door gebieden te veroveren. Hier was de kerk heel blij mee. Na de dood van Clovis (511) veroverden andere koningen nog meer gebied. 

Slide 4 - Slide

Het platteland KA10
Na de val van het Romeinse Rijk stopte de handel en velen trokken terug naar het platteland.In ruil voor beschermen werkten boeren op het land van een machtige boer met veel land: een domein. Veel opbrengsten van het land gingen naar de heer. Boeren werden daardoor horig: zij waren niet vrij en mochten het domein niet verlaten. Zij moesten veel klusjes doen voor de heer: herendiensten. Dit stelsel van heren, boeren, etc. heet een hofstelsel. Frankische koningen gaven soldaten die iets voor het land hadden gedaan domeinen. Hierdoor kwamen er meer en meer grootgrondbezitters. 

Slide 5 - Slide

Van natuurgoden naar christen KA 12
Christenen noemden mensen die nog in natuurgoden geloofden heidenen. Frankische koningen en geestelijken wilden deze mensen bekeren tot het christendom. Dit lukt en monniken stichtten overal kloosters. Het leven stond in het teken van het geloof en het christendom verspreid zich verder. Heidense feesten werden nog steeds gevierd waardoor deze werden samengevoegd, vb. Kerstmis en het midwinterfeest

Slide 6 - Slide

Geloof in het dagelijkse leven KA12
Elk domein of dorp had een priester. Deze priester stond in contact met God en de bevolking moest hem gehoorzamen. Wanneer je volgens de regels van de kerk leefde kwam je in de hemel en anders in de hel. Omdat niemand dit wilde werd er goed naar de kerk geluisterd. De samenleving was verdeeld in standen, en de geestelijken hoorden tot een hoogste stand.  De tweede stand was de adel en daarna de bevolking. 

Slide 7 - Slide

Ontstaan Islam KA9
De Islam ontstond in Mekka waar de profeet Mohammed werd geboren. Hij moest van Allah (God) zijn woord verspreiden onder het volk. Mensen die in Allah gaan geloven heten moslims. Moslims leven volgens de vijf zuilen: er is maar één god, je moet bidden naar Mekka, je geeft aan armen en zieken, doet mee aan de Ramadan en gaat naar Mekka. Dit staat opgeschreven in het heilige boek: De Koran. Om te bidden gaan moslims naar de Moskee. Volgens het islamitische geloof is Allah bovennatuurlijk en kan hij niet worden afgebeeld. In het Christendom kan dit wel. 

Slide 8 - Slide

Verspreiding Islam KA9
Door Mohammed verspreid de Islam zich over een groot gebied. Dit gebied werd door Mohammed bestuurd. Na zijn dood (632) was niet iedereen het eens met zijn opvolger. Dit conflict leidt tot een splitsing in de Islam.  De Sjiieten vinden dat de opvolger familie moet zijn van Mohammed. De Soennieten vinden dit niet. De Islam verspreid zich. Christenen hoefden bij verovering niet moslim te worden, maar wel extra belasting betalen. Door je te bekeren hoefde je deze belasting niet te betalen en velen deden dit. Ook voor belangrijke funcites moest je moslim zijn. 

Slide 9 - Slide

Kerk en koning KA12
De kerk ging koningen met veel macht steunen. De Paus koos bijvoorbeeld een kant in een opvolgingsruzie. Geestelijken hielpen de koning met het bestuur en de koning beschermde de kerk met soldaten tegen heidenen. De paus werd zo steeds machtiger en hij ging zelfs koningen tot keizers kronen. Zo stond de keizer altijd in contact met de kerk en luisterde hij vaak naar de paus. 

Slide 10 - Slide

Leenstelsel KA11
Karel de Grote had een heel groot rijk, wat hij niet alleen kon beschermen en besturen. Hij gaf daarom stukken grond in leen aan vertrouwelingen: Leenmannen. Machtige leenmannen die voor de koning vochten werden ridders genoemd. Leenmannen en achterleenmannen vormden samen de adel. Door dit leenstelsel kon een leenheer als Karel zijn grote rijk goed besturen. Na de dood van Karel viel het rijk uiteen.De zonen van Karel kregen allemaal een stuk land, maar waren slecht in het besturen. Leenmannen en achterleenmannen gingen grond als eigendom zien. Het rijk viel uiteen in kleine koningrijkjes. 

Slide 11 - Slide

Begrippen
Adel, Domein, Frankrisch Rijk, Geestelijken, Heidenen, Herendiensten, Hofstelsel, Horige, Islam, Klooster, Koran, Leenheer, Leenman, Leenstelsel, Middeleeuwen, Moskee, Moslims, Oost-Romeinse Rijk, Paus, Piester, Profeet, Ridder, Sjiieten, Soennieten, Standen, Vijf Zuilen, Volksverhuizingen en West-Romeinse Rijk

Slide 12 - Slide