This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
werkwoord spelling, H/V 2
Slide 1 - Slide
Tegenwoordige tijd
Slide 2 - Slide
Kies het juist geschreven woord Koen ..... tegen de deur (tt)
A
Botsd
B
Botst
C
Botste
D
Botsen
Slide 3 - Quiz
Verleden tijd sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in de verleden tijd. Het voltooid deelwoord eindigt op -en
Slide 4 - Slide
Kies het juist geschreven woord Ilse .... het hele glas leeg (vt)
A
Drinkt
B
Drinken
C
Dronk
D
Drinkte
Slide 5 - Quiz
Verleden tijd zwakke werkwoorden
1. Check de stam (dat is het hele werkwoord zonder 'en'). 2. Als de stam eindigt op een medeklinker die voorkomt in 't ex-kofschip, dan plak je er een -t achter.
3. Als de laatste letter van de stam daar niet in staat, zet je er een -d achter.
Slide 6 - Slide
Kies het juist geschreven woord Jullie .... gister super hard! (vt)
A
Werkten
B
Werkden
C
Werkte
D
Werken
Slide 7 - Quiz
Hebben jullie deze les goed begrepen?
Ja
Nee
Slide 8 - Poll
Kies het juist geschreven woord Ik .... u door naar het ziekenhuis (tt)
A
verwees
B
verwijsde
C
verwijste
D
verwijs
Slide 9 - Quiz
Kies het juist geschreven woord Het vliegtuig .... boven het weiland (tt)
A
zweef
B
zweeft
C
zweefde
D
zweefte
Slide 10 - Quiz
Kies het juist geschreven woord Marieke .... niet in een auto te rijden (vt)
A
durfte
B
durft
C
durfde
D
durften
Slide 11 - Quiz
Kies het juist geschreven woord Piet heeft dit nooit .... (vd)