Taak 8 1havo

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00
Leg je schrift/boek open op tafel, zodat ik de weektaak kan aftekenen.

Slide 7 - Slide

Lesplanning
week 19
Les 1
-  vervalt i.v.m. 5 mei

Les 2 
- 15 min. lezen in leesboek 
- overzicht laatste weken/taak 8 bekijken
- opdr. woorden omcirkelen en huiswerk noteren

Les 3
- Opdrachten H4.5 en H5.5 maken/bespreken

HW maandag 12 mei
NE - H4.5 en H5.5 opdrachten af.

Slide 8 - Slide

Lesplanning 1 havo
week 21
Leerdoelen taalkundig ontleden:  je kan
; de woordsoorten zn, lw en ww benoemen (herh.)
; de woordsoorten bn, vz en tw benoemen.
; de woordsoorten psv en bzv benoemen.

Les 1
-  15 min. lezen in leesboek
-  nakijken weektaak 20 / uitleg psv en bzv 
                                    
Les 2 
- Zelfstandig werken aan de weektaak

HW maandag 26 mei
NE - opdr. 5.7 opdr. af. 


                

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

2.7 zelfstandig naamwoord (ZN)
Zelfstandig naamwoorden noemen:
 - mensen
- dieren
- dingen/planten
- begrippen
- ook eigennamen behoren tot de zn
  • concreet / tastbaar

  • abstract / niet concreet (je kan het niet zien)
Vindproef ZN? 
  • je kan er een lidwoord voor zetten.

Slide 12 - Slide

2.7 werkwoord (WW) en lidwoord (LW)
Een werkwoord drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.
Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd.

Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord! 
- Een is een onbepaald lidwoord.
- De en het zijn bepaalde lidwoorden.



  • dit noem je vervoegen

Slide 13 - Slide

4.7 bijvoeglijk naamwoord (BN)          en voorzetsel (VZ)

Een bijvoeglijk naamwoord noemt een eigenschap of kenmerk van een ZN.
- een BN staat meestal voor een ZN, maar soms erachter. 
- vaak eindigt een BN met een -e
- stoffelijke BN eindigen meestal op -en

Voorzetels kun je plaatsen voor: - de kast (plaats)
                                                                    - de vakantie (tijd)



Slide 14 - Slide

4.7 telwoorden

Slide 15 - Slide

4.7 instapopdracht,   blz. 48

1. Maak voor jezelf opdracht 1


timer
5:00

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Weekplanning
GRAMMATICA WOORDSOORTEN 5.7

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • de woordsoorten persoonlijk- (psv) en   bezittelijk voornaamwoord (bzv)

DEZE WEEK:
1. Uitleg over het psv en bzv
2. De weektaak maken: 5.7 - woordsoorten
                                             , zie werkschema

Slide 19 - Slide


H5.7 Grammatica
Taalkundig ontleden; woordsoorten

Slide 20 - Slide

Terugblik 
De behandelde woordsoorten tot nu toe
ZN - zelfstandig naamwoord
BN - bijvoeglijk naamwoord
LW - lidwoord
VZ - voorzetsel
WW - de werkwoorden
TW - telwooord

Slide 21 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
PSV zijn vervangers: ze staan in de plaats van een ZN.    Vergelijk:

- Piet heeft het druk. Piet moet veel huiswerk maken. Je moet Piet dus met rust laten. 
- Piet heeft het druk. Hij moet veel huiswerk maken. Je moet hem dus met rust laten. 

Vindproef: je kan een PSV vervangen door een naam (bv. Piet = in mv handig)

Slide 22 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Met een BZV geef je aan dat iets van jou is of van een ander:

- Mijn horloge loopt voor. 
- Mag ik jouw fiets lenen?
- Was dit jullie idee?
- Dat boek is van mij.

Vindproef: ook een BZV kan je vervangen door een naam (bv. Piet / de Pieten)
                       Er komt dan wel een -s achter!!
  • Piets horloge loopt voor. 
  • Mag ik Piets fiets lenen?
  • Was dit de Pieten hun idee?
  •  Dat boek is van Piet.

Slide 23 - Slide