1k woordenschat H5 bekend woorddeel

Lezen in je eigen leesboek
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen in je eigen leesboek

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

- Bekende woorddelen van onbekende woorden vinden

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
blz. 128 t/m 131

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Jongens/meisjenamen.
Zelfde spel maar dan ook andere rubrieken:

In 1 rubriek moet je een woord bedenken dat een samenstelling is.
Dus krijg je de letter f:    Fietsenstalling.
De letter w:                           waterkraan.

Als je in alle rubrieken een woord hebt geschreven dan roep je stop.
Als je hetzelfde woord hebt als je leraar dan krijg je twee punten. 
Anders voor elk woord dat je hebt 1 punt.    

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

soms kun je de betekenis van een woord
begrijpen doordat je al een deel
van het woord kent

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

bekend woorddeel herkennen bij:

- samengestelde woorden

- woorden met voorvoegsels
- woorden met achtervoegsels

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

1. voetbalwedstrijd 
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen.

Je schrijft samenstellingen aan elkaar. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden

 zwemparadijs
boekenkast
sportdag  
lampenkap
fietsenrek 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

2.Welke twee woorden kun je maken met de woorden magnetron, maaltijd, kaartje en concert?
3.       Welke twee woorden kun je maken met de woorden 
taart, foto, vorm en lijstje?
1.Welke twee woorden kun je maken met de woorden:
                  Computer, haar, spel en band

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

2. ondiep 
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier.
 

Slide 10 - Slide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
herkansen
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
onverkoopbaar

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

3
Er zijn ook woorden een achtervoegsel:


Slide 12 - Slide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
smaakvol
smakeloos
hopeloos
beweeglijk
kinderachtig 
nerveus, 
werkloosheid 
waterrijk 
behulpzaam

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

blz.  128 t/m 131

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

blz.  128 t/m 131

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

GELEERD
    Herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (smaakvol)


    Slide 16 - Slide

    This item has no instructions

    Nakijken

    Slide 17 - Slide

    This item has no instructions

    Nakijken

    Slide 18 - Slide

    This item has no instructions

    Nakijken

    Slide 19 - Slide

    This item has no instructions

    Nakijken

    Slide 20 - Slide

    This item has no instructions