Les 7 - DM - Hypo- en hyperglycemie

Les 7
Diabetes Mellitus 
Hypoglycemie
Hyperglycemie
1 / 30
next
Slide 1: Slide
AnatomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 7
Diabetes Mellitus 
Hypoglycemie
Hyperglycemie

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na deze les weet ik 
  • wat een hypoglycaemie is, wat de kenmerken zijn en wat ik kan doen
  • wat een hyperglycaemie is, wat de kenmerken zijn en wat ik kan doen

Slide 3 - Slide

Even opfrissen

Slide 4 - Slide

Welk type diabetes is altijd insulineafhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 5 - Quiz

Wanneer maakt de alvleesklier helemaal geen insuline meer aan
A
diabetes type 1
B
diabetes type 2
C
bij beiden
D
bij geen van deze antwoorden

Slide 6 - Quiz

Waar wordt glucose opgeslagen wanneer je dit tijdelijk niet nodig hebt?
A
alvleesklier
B
lever
C
alvleesklier en lever

Slide 7 - Quiz

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
alvleesklier
B
milt
C
lever
D
galblaas

Slide 8 - Quiz

Wat is insulineresistentie?
A
Iemand kan niet tegen insuline
B
De cellen reageren niet goed meer op insuline
C
Insuline wordt te snel afgebroken
D
De insuline wordt niet opgenomen in het bloed

Slide 9 - Quiz

insuline wordt in de buik het snelst opgenomen
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Hoe ziet de urine eruit bij iemand met een hoog bloedsuiker?
A
Donker en weinig
B
Geconcentreerd en bloederig
C
Hetzelfde als bij een laag bloedsuiker
D
Licht en veel

Slide 11 - Quiz

Wat is de normaalwaarde van de bloedsuiker
A
tussen 2 en 4
B
tussen 3 en 6
C
tussen 4 en 8
D
hoger dan 8

Slide 12 - Quiz

Een lage bloedsuiker noem je
A
Hypotensie
B
Hypothermie
C
Hypoglycemie
D
Hyperglycemie

Slide 13 - Quiz

Hyper versus hypo
Meten is weten!

Hyper = te hoog
Hypo = te laag

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

MAAR IK KAN NIET METEN!
Moeilijk te onderscheiden​


Behandelen als een hypo!​


Hypo verslechterd sneller maar is ook sneller te behandelen.

Slide 16 - Slide

HYPO

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Hypo
Bloedsuiker onder de 4:
- zweten
- trillen
- duizelig zijn
- plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn
- hoofdpijn
- moe zijn
- hongerig zijn

Slide 21 - Slide

Behandeling Hypoglycaemie
BLOEDSUIKERWAARDE <4.0 mmol/l én cliënt is aanspreekbaar, kan slikken (of heeft een sonde):
  • geef 6 dextro's of
  • geef 200ml limonade te drinken (1/4 deel siroop, 3/4 deel water), 
  • daarna een belegde boterham/pap
  • controleer na 1 uur bloedsuiker of eerder als cliënt buiten bewustzijn raakt. 
  • Als bloedsuiker weer <4.0: stap nog eenmaal doorlopen. 
  • Indien bloedsuiker dan nog <4.0 blijft: overleg arts

Slide 22 - Slide

Behandeling Hypoglycaemie
BLOEDSUIKERWAARDE <4.0 mmol/l én cliënt is NIET aanspreekbaar of kan niet slikken én heeft geen maagsonde:


  • spuit 1 ampul van 1 mg glucagon subcutaan in de bil/buik/bovenarm/dij.
  • overleg met arts
  • als cliënt weer bij bewustzijn is handelen volgens vorige slide

Slide 23 - Slide

Behandeling Hypoglycaemie
Bij het meten van een hyperglykemie ná een hypoglykemie geen actie ondernemen. 
Het lichaam heeft 24 uur nodig om van een hypoglykemie te herstellen.

Controleer bij sterk afwijkende waarden en/of twijfel! 
Er kan veel fout gaan bij een bloedglucose bepaling:
  • Is het teststripje niet over de datum?
  • Is het bloedsuikerapparaat geijkt?
  • Zijn de handen gewassen voordat er bloedsuiker geprikt is?

Slide 24 - Slide

HYPER

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Hyper
Bloedsuiker vanaf 10
- veel urineren
- veel dorst hebben en houden
- vermoeid zijn
- plotselinge humeurigheid, snel boos worden
- misselijk zijn of overgeven
- alles voelt vervelend

Slide 27 - Slide

Behandeling hyperglycaemie
Het lichaam wil zelf het teveel aan suiker in het bloed kwijtraken, door veel plassen. Veel blijven drinken (maar niets zoets!) helpt daarbij. ​
Beweging is goed, dan verbranden de spieren bloedsuiker. Als je insuline gebruikt, dan moet je meestal extra insuline bijspuiten.​ 

LET OP: Bij Bls >20 mmol/l is er sprake van een DKA, je kan flauwvallen of zelfs in coma raken. Bij een heel ernstige hyper heb je een diepe ademhaling en je adem kan naar aceton ruiken (Kussmaul). 

Slide 28 - Slide

Glucosurie
  • Glucose in de urine
  • Bij een glucose bloedwaarde van 10 mmol/l.

Slide 29 - Slide

Huiswerk
Lees uit VVT 1 - Hoofdstuk 21:
Paragraaf 21.1 – 21.2 – 21.3 – 21.4

Slide 30 - Slide