Hoofdstuk 1 - 2B

Zoek de synoniemen van onderstaande woorden bij elkaar. 
meteen
standpunt
voedsel
meestal
fabeltje
direct

verzinsel 
eten 
mening
doorgaans
1 / 14
next
Slide 1: Drag question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Zoek de synoniemen van onderstaande woorden bij elkaar. 
meteen
standpunt
voedsel
meestal
fabeltje
direct

verzinsel 
eten 
mening
doorgaans

Slide 1 - Drag question

In welke zin zit een tegenstelling?
A
Er woont nog maar één grootvader in de buurt. Mijn andere opa is verhuisd.
B
Jong geleerd, oud gedaan.
C
Mijn oom houdt kippen, kalkoenen en ander pluimvee.
D
We hebben samen gefietst.

Slide 2 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:
'Vorig jaar zijn er drie nieuwe leerlingen bij ons in de klas gekomen'.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 3 - Quiz

Op welke manieren kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 4 - Open question

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

'Koen heeft de bestanden nog niet kunnen mailen'.
A
de bestanden
B
heeft
C
kunnen
D
mailen

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
'Door het geschreeuw heeft Mieke de uitleg zeker niet gehoord'
A
het geschreeuw
B
heeft
C
Mieke
D
de uitleg

Slide 6 - Quiz

Wat is het gezegde in onderstaande zin?

'Ik zal vanmiddag met mijn vriendin het huiswerk gaan maken.'
A
zal
B
zal maken
C
zal gaan maken
D
zal het huiswerk maken

Slide 7 - Quiz

Voegwoorden

Slide 8 - Mind map

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Joeri (struikelen) over de stenen.

Slide 9 - Open question

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Het Jeugdjournaal (vinden) ik nog steeds een interessant programma.

Slide 10 - Open question

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

(Bieden) jij de gasten iets te eten aan?

Slide 11 - Open question

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.

Britt (weigeren) de baan als krantenbezorgster.

Slide 12 - Open question

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.

Afgelopen week (rijden) Jeffrey tegen een paaltje.

Slide 13 - Open question

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.

Tijdens de lancering (ontploffen) de raket.

Slide 14 - Open question