Les 1a Mijn schoolorganisatie -> Het organogram

• PDO
• MBO
• Studiejaar 2

Welkom terug allemaal!

Hoe zijn jullie gestart?

Blok 5 les 1a 'Jouw plek in de organisatie'

Toets:
-Digitaal  

Toetsstof: 

-Basisboek: Didactiek, communicatie en organisatie. Ho. 8     !!8.4 niet!!

-Profielboek: Pedagogiek. Ho.1                                                          !!1.1 niet!!

Twee lessen per week. 
Lesweek 1: basisboek DCO ho.8
Lesweek 2: basisboek DCO ho.8 

Lesweek 3: profielboek Pedagogiek ho.1  

Lesweek 4: profielboek Pedagogiek ho.1

Lesweek 5: profielboek Pedagogiek  ho.1

Nodig bij elke les:
-les- én werkboek (geen werkboek bij je profielboek)

-opgeladen laptop

Lesinhoud van dit blok

Doel van deze les:

-aan het eind van deze les weet je wat een organogram inhoudt;
-je kunt kenmerken van de beroepshouding van een pedagogisch medewerker benoemen en

- je weet wat de sociale kaart van een school is.

8.1  Jouw plek in de organisatie

  

Pak een blaadje en schrijf op welke functies er op jouw school zijn. Je mag hiervoor in je IO verslag kijken. Twijfel je? Ga naar de site van je school en zoek ze op. Tip: kijk in het schoolplan bij het team.

Tijd: 10 minuten 

8.1  Jouw plek in de organisatie

  Organigram en organogram zijn allebei correct in de betekenis 'schematische voorstelling van een organisatie'.
Organogram heeft ook een medische betekenis: 'beschrijving van de bouw en ligging van de organen'  

Zoek een maatje en lees samen de sub paragraaf 'Organogram' op blz. 291 -292

8.1  Jouw plek in de organisatie

Sociale kaart

Alle organisaties waar een school of kinderopvang mee samenwerkt in de regio.

Aan welke organisaties denk jij? Geen idee? Kijk in je boek op blz. 292.

Beroepshouding: 
De manier waarop jij je behoort te gedragen binnen je werk/stage.

Vraag: ben jij op stage zoals je thuis of met je vrienden bent?
             Wat is anders? Wat is hetzelfde? 

 Beroepsprofiel: ======SBB========>

8.1  Jouw plek in de organisatie

Enkele kernmerken beroepshouding pedagogisch medewerker:

Inlevingsvermogen: je kunnen inleven wat een kind of ouder voelt.

Respect: je hebt respect voor de kinderen, ouders, collega's en hun achtergronden. 

Echtheid: je bent zoveel mogelijk jezelf (al kun je je niet altijd gedragen zoals thuis).

Flexibiliteit: je kunt je bij veranderingen makkelijk aanpassen. 

Vraag: kan je je een situatie voor de geest halen waarin dit van toepassing was op stage?

Huiswerk voor de komende les :                                

-maak de opdrachten van 8.1 in je werkboek. 

-lees 8.1 

-lees 8.2 ter voorbereiding op de volgende les. 

Dan herkent je brein tijdens de les de informatie en verwerk je het beter.

                                                                      ~Succes~