Les 2: Complemento indirecto

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Doornemen: C. indirecto (meewerkend voorwerp)
C. Oefenen: C. indirecto (meewerkend voorwerp)
D. Afsluiting


Después de la clase...
Weet je wat het meewerkend voorwerp is
Ken je de vorm van het meewerkend voorwerp in het Spaans
Ken je waar het meewerkend voorwerp staat in een zin.



 

Los deberes para la próxima clase:
Leren: Vocabulario Bron 4,1 en 4.2 pagina 41
Doornemen
Maken: Opdracht 14  a en b  pagina  17

Lesprogramma

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

pagina 31

Slide 5 - Slide

Complemento indirecto
Meewerkend voorwerp
pagina 46

Slide 6 - Slide

Het meewerkend voorwerp
El complemento indirecto
  • Wat is een meewerkend voorwerp?
  • Vorm in het Spaans
  • Plaats in de zin
pagina 46

Slide 7 - Slide

Wat is een meewerkend voorwerp/ complemento indirecto?
Degene die iets ontvangt/verneemt. 


Ejemplos/ voorbeelden:   
Maria geeft een auto aan haar vader.
Pedro kocht een ketting voor zijn vriendin.
Ik vroeg (aan) haar of ze nog naar het feest gaat.





Vraag:  aan/ voor wie + wwg + onderwerp (+lv)
pagina 46

Slide 8 - Slide

De vorm
Yo
me
te
Él/ella/usted
le
nosotros
nos
vosotros
os
ellos/ellas/ustedes
les
mij
jou
hem/haar/u
ons
jullie
hun/u mv
Onderwerp
Meewerkend voorwerp
José compra un coche para su madre
Jose le compra un coche
Jose koopt een auto voor zijn moeder.
Jose koopt een auto voor haar
pagina 46

Slide 9 - Slide

Plaats in de zin
Het meewerkend voornaamwoord (C. indirecto) staat direct voor de persoonsvorm.

Juliana me prepara un té (Juliana maakt een kopje thee voor me )
Manuel le llevó rosas (Manuel nam bloemen voor haar mee)
Os doy una camista (Ik geef(aan) jullie een T-shirt)
pagina 46

Slide 10 - Slide

Hoe kan het meewerkend voorwerp geïdentificeerd worden?
1. Het wordt meestal geïntroduceerd door de voorzetsels "a" of "para"
Ejemplo: He pedido los apuntes a Ana / Compre un coche para Pablo

2. Het kan worden vervangen door de voornaamwoorden "le" of "les"
Ejemplo:  Le he pedido los apuntes/ Le compre un coche 

3. Beantwoord de volgende vragen: Voor wie? Naar wat? Aan wie? Of wie?
Ejemplo:  Aan wie he pedido los apuntes = aan Ana 
                    Voor wie compre un coche = para pablo


pagina 46

Slide 11 - Slide

¡A practicar!
Opdracht 1: Vindt het meewerkend voorwerp van de volgende zinnen en vervang ze voor het juiste persoonlijke voornaamwoord (complemento indirecto). 
Voorbeeld: Marta preparó la comida para sus hermanos . para sus hermanos=les

1. Isabel contó toda la verdad a su amigo.
2.Mi tía compró un regalo de cumpleaños a su nieta.
3. Dedicó la canción a sus seguidores.
4. Margarita envió recuerdos a sus padres.
5. El cantante dedicó la canción a sus fanatícos.
6.María contó un secreto a sus amigas.
7. La profesora enseñaba latín a los alumnos.
8.El niño presta ayuda a su amigo.

 

pagina 46

Slide 12 - Slide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 13 - Open question

Huiswerk
Los deberes:
Leren: Vocabulario Bron 4,1 en 4.2 pagina 41
Doornemen:
Maken: Opdracht 14 a en b pagina 17



Slide 14 - Slide


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Slide