Oefenen H4

Oefenopgaven hoofdstuk 4
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScienceMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides.

Items in this lesson

Oefenopgaven hoofdstuk 4

Slide 1 - Slide

1a     Wat is een isolator?
1b     Noem twee voorbeelden van een isolator.

Slide 2 - Slide

2    Een wasmachine is via een snoer aangesloten op een stopcontact. In het snoer zitten drie draden. Een van die draden is verbonden met de aarde. Waarvoor dienen de andere twee draden?

Slide 3 - Slide

3    Wat doet een generator?
    A Het zet elektrische energie om in bewegingsenergie.
    B Het zet chemische energie om in elektrische energie.
    C Het zet bewegingsenergie om in elektrische energie.
    D Het zet statische energie om in bewegingsenergie

Slide 4 - Slide

4    Op je bureau staat een lamp. Met een schakelaar kun je de lamp aanzetten als deze in het stopcontact gaat. Waarom doet de lamp het niet als de schakelaar open staat?

Slide 5 - Slide

5. Welk onderdeel heeft dit symbool? Schrijf de letter op van het juiste antwoord.
A een batterij
    B een draad
    C een lamp
    D een schakelaar

Slide 6 - Slide

6. Wat voor schakeling is dit? Schrijf de letter op van het juiste antwoord.
A een serieschakeling
    B een parallelschakeling

Slide 7 - Slide

7. Een tl-lamp werpt een schaduw van een tafel op de vloer.
a Teken de half- en kernschaduwgebieden op de vloer.
b Kleur de kernschaduw rood en de halfschaduw blauw.
    Omcirkel het goede antwoord.
    c Punt  P ligt in de halfschaduw /  kernschaduw.
    d Punt Q ligt in de halfschaduw / kernschaduw.

Slide 8 - Slide

8        Welke zin is juist? Schrijf de letter op van het juiste antwoord
Bij een maansverduistering staat


A de zon tussen de aarde en de maan
    B de aarde tussen de zon en de maan    
C de maan tussen de zon en de aarde    

Slide 9 - Slide

9         Voor de show trek je een zwarte broek aan. Wat gebeurt met de kleuren van het licht dat op je broek valt?

Slide 10 - Slide

10    Noteer het juiste antwoord.
    Bolle lenzen noemen we negatief / positief

Slide 11 - Slide

11    Hoeveel brandpunten heeft een lens?
    A één
    B twee
    C dat ligt aan de lens

Slide 12 - Slide

12        Wat is convergeren?

Slide 13 - Slide

13    Schrijf de letter op van het lampje dat brandt.

Slide 14 - Slide

14    Anton gaat ’s avonds naar een concert. Hij heeft zijn nieuwe rode shirt aangetrokken. De verlichting in de concertzaal is wit. Kunnen Antons vrienden zien dat zijn shirt rood is?

Slide 15 - Slide

15    De eenheid van stroomsterkte is

    A    Ampère
    B    Watt
    C    Ohm
    D    Volt

Slide 16 - Slide

16     Wat is het verschil tussen een serie en parallel schakeling?

Slide 17 - Slide

17    Schrijf op: parallel of in serie.
    In een schakeling zitten drie apparaten in dezelfde stroomkring.
        De apparaten zijn dan __________________ geschakeld.

Slide 18 - Slide

18    Teken de juiste symbolen bij 1 en 2. Schrijf de juiste betekenis bij 3 en 4.

Slide 19 - Slide

19    Welke lampjes zijn aan en welke zijn uit?
    a    Lampje 1 is aan / uit.
        b    Lampje 2 is aan / uit.
        c    Lampje 3 is aan / uit.

Slide 20 - Slide

20    Welke apparaten gebruiken elektriciteit?
koelkast – DVD-speler – rekenapparaat – gewone barbecue – tram – fietsbel – stortbak van het toilet

Slide 21 - Slide

21    Bekijk de afbeelding hieronder. Schrijf het nummer op van de meest divergerende lens.

Slide 22 - Slide

22    Mo ziet niet goed. Van dichtbij is alles onscherp. Wat is er aan de hand, en wat voor bril kan hem helpen? Maak de zinnen af en schrijf de juiste antwoorden op.


Mo is verziend / bijziend.
Zijn ooglens wordt te plat / te bol.
Een plusbril / minbril kan hem helpen.
Zijn bril krijgt  holle / bolle glazen.

Slide 23 - Slide

23.    Teken de schaduwen op het scherm, geef aan wat de kernschaduw is.

Slide 24 - Slide

24    Je ziet hier een plaatje van een huis. Welk beeld van het huisje ontstaat er op je netvlies? Teken dit beeld.

Slide 25 - Slide