* Goede zin maken met wat over is (s'appelle l'histoire) en het antwoord
---> L'histoire s'appelle ''Comment y aller?'' <---
Slide 5 - Slide
Marie habite où?
Slide 6 - Slide
Marie habite où?
* Vraagwoord (wit) weghalen * Antwoord is: ''à Québec'' of ''au Canada'' * Goede zin maken met wat over is (Marie habite) en het antwoord
--> Marie habite à Québec.
--> Marie habite au Canada. --> Marie habite à Quebec, au Canada.
Slide 7 - Slide
Qui est l'ami de Marie?
Slide 8 - Slide
Qui est l'ami de Marie?
* Vraagwoord (wit) weghalen * Antwoord is: ''Pierre'' * Goede zin maken met wat over is (est l'ami de Marie ) en het antwoord
Pierre est l'ami de Marie.
Slide 9 - Slide
Qu'est-ce que la policière conduit?
Slide 10 - Slide
Qu'est-ce que la policière conduit.
* Vraagwoord (wit) weghalen * Antwoord is: ''une voiture'' * Goede zin maken met wat over is (la policière conduit) en het antwoord
La policière conduit une voiture.
Slide 11 - Slide
Qu'est-ce que l'extraterrestre conduit?
Slide 12 - Slide
Qu'est-ce que l'extraterrestre conduit?
* Vraagwoord (wit) weghalen
* Antwoord is: ''une soucoupe volante'' * Goede zin maken met wat over is (l'extraterrestre conduit) en het antwoord
L'extraterrestre conduit une soucoupe volante.
Slide 13 - Slide
Pourquoi Marie est fatiguée?
Slide 14 - Slide
Pourquoi Marie est fatiguée?
* Vraagwoord (wit) weghalen
* Antwoord is: ''parce que Marie habite au Canada et marche en France'' * Goede zin maken met wat over is (Marie est fatiguée) en het antwoord
Marie est fatiguée, parce que Marie habite au Canada et marche en France.
Slide 15 - Slide
Quand Marie nage?
Slide 16 - Slide
Quand Marie nage?
* Vraagwoord (wit) weghalen * Antwoord is: ''quand le bateau s'arrête (après quelques minutes)'' * Goede zin maken met wat over is (Marie nage) en het antwoord
Marie nage quand le bateau s'arrête (après quelques minutes).
Lesson duration is: 60 min
