Lezen 5.2 - 1GS

Lezen 5.2 - 1GS
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lezen 5.2 - 1GS

Slide 1 - Slide

Lesplanning:
- tien minuten lezen
- Uitleg theorie lezen 5.2 + oefeningen
- Maak opdrachten van 5.2

Lesdoel:
- Je kunt twee tekstdoelen opnoemen en daar voorbeelden bij geven.
- Je kunt vertellen wat een leespubliek is. 
- Je weet wat zoekend lezen is.
- Je weet welke signaalwoorden een tegenstelling aangeven.


Slide 2 - Slide




Jullie hebben al één tekstdoel geleerd. Welk tekstdoel is dat?
Een schrijver schrijft een tekst altijd met een bepaalde bedoeling/bepaald doel.
Dat heet een tekstdoel.

Slide 3 - Open question

Tekstdoelen

Slide 4 - Slide

Wat is het tekstdoel van een recept?
A
activeren
B
informeren

Slide 5 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een reclametekst?
A
activeren
B
informeren

Slide 6 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een affiche
waarop staat dat je lid kunt worden
van een sportvereniging?
A
activeren
B
informeren

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een
handleiding voor een mobiel?
A
activeren
B
informeren

Slide 8 - Quiz

Leespubliek
Een schrijver schrijft voor lezers. Die lezers noem je leespubliek.

Je kunt vaak zien voor welk leespubliek de tekst is geschreven door:
- het onderwerp van de tekst
- de plaatjes bij de tekst
- de bron van de tekst

Een tekst in het tijdschrift Girlz! is vooral geschreven voor meisjes.

Slide 9 - Slide

Voor welk leespubliek is het tijdschrift
National Greographic Junior
geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 10 - Quiz

Voor welk leespubliek is het
tijdschrift Girlz! geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 11 - Quiz

Voor welk leespubliek is het
tijdschrift Libelle geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Bekijk blz. 176.

Op welke bladzijde begint de paragraaf Fictie?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Welk signaalwoord geeft in deze zin een tegenstelling aan?

Ik heb geen zin in school, maar ik moet toch heen.

Slide 17 - Open question

Welk signaalwoord geeft in deze zin een tegenstelling aan?

De leerling moest om half 9 beginnen. Ze had haar wekker echter niet gezet.

Slide 18 - Open question

Lesplanning
- Lees de stukjes theorie van 5.2 (blz. 184-186)

Huiswerk donderdag 12 maart 2e uur
- maak van 5.2, opdr. 5 t/m 9 (blz. 185)

Huiswerk vrijdag 13 maart 1e uur 
- maak van 5.2, opdr. 14 t/m 18 (blz. 187)

- klaar? --> maak online de test jezelf van lezen 3.2 en 4.2 (via elo.clusius.nl)

Slide 19 - Slide