Opvoedstijlen

Opvoedingsdoelen en cultuur.

Jaap Bus
s1131232
1 / 22
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingBasisschoolHBOGroep 1-8Studiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opvoedingsdoelen en cultuur.

Jaap Bus
s1131232

Slide 1 - Slide

Vraag 1: In de afbeelding zie je een diagram met de assen waarop je opvoedstijlen kan indelen. Hiermee ontstaan vier kwadranten. Zet de uitspraken in het juiste kwadrant.
Vrijheid voor het kind binnen afgesproken grenzen.
Conflict vermijdend
Kind moet doen wat ouders zeggen
Weinig tijd en aandacht voor het kind

Slide 2 - Drag question

Vraag 2: In de afbeelding zie je een diagram met de assen waarop je opvoedstijlen kan indelen. Hiermee ontstaan vier kwadranten. Zet de uitspraken in het juiste kwadrant.
Autoritatief
Toegefelijk / Permissief 
Autoritair
Verwaarlozend

Slide 3 - Drag question

Vraag 3: Gegeven dat in Nederland alleen opvoedingsstijlen worden gebruikt die het belang van het kind in het oog hebben. Welke van de vier opvoedingsstijlen wordt niet gebruikt?
A
Autoritair
B
Autoritatief
C
Verwaarlozend
D
Democratisch

Slide 4 - Quiz

Vraag 4: Welke opvoedstijl gebruik jij? Noem minstens één kenmerk van deze stijl die je bij jezelf terugziet.

Slide 5 - Open question

Vraag 5: Als je jouw opvoedstijl projecteert in het opvoedstijldiagram, en je vergelijkt dat met de stijl van je ouders, zie je dan een verschuiving? Zo ja welke.
Schrijf op , van A naar B, van B naar A,

Slide 6 - Open question

Vraag 6: In verschillende publicaties worden er vier opvoedingsdoelen of waarden benoemd.
1) Prestaties (Maatschappelijk / school)
2) Conformisme – Het kind gedraagt zich zoals het volgens de opvoeder hoort.
3) Autonomie – Het kind heeft een eigen mening, verantwoordelijkheidsgevoel, kan zelfstandig oordelen.
4) Sociaal gevoel – Het kind kan rekening houden met anderen.
Welk doel vind jij het meest belangrijk?

1
2
3
4

Slide 7 - Poll

Vraag 7: In verschillende publicaties worden er vier opvoedingsdoelen of waarden benoemd.
1) Prestaties (Maatschappelijk / school)
2) Conformisme – Het kind gedraagt zich zoals het volgens de opvoeder hoort.
3) Autonomie – Het kind heeft een eigen mening, verantwoordelijkheidsgevoel, kan zelfstandig oordelen.
4) Sociaal gevoel – Het kind kan rekening houden met anderen.
Welk doel vind jij het minst belangrijk?

1
2
3
4

Slide 8 - Poll

Vraag 8:
1) Prestaties (Maatschappelijk / school)
2) Conformisme – Het kind gedraagt zich zoals het volgens de opvoeder hoort.
3) Autonomie – Het kind heeft een eigen mening, verantwoordelijkheidsgevoel, kan zelfstandig oordelen.
4) Sociaal gevoel – Het kind kan rekening houden met anderen.
Welke twee van de bovenstaande opvoeddoelen lijken jou het moeilijkste te verenigen?

Slide 9 - Open question

Vraag 9: Kan je zeggen dat “prestaties” voor de meerderheid van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse opvoeders het belangrijkst opvoedingsdoel is?

Slide 10 - Slide

Vraag 9:
Kan je zeggen dat “prestaties” voor de meerderheid van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse opvoeders het belangrijkst opvoedingsdoel is?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Poll 10: In de eerder getoonde tabel over opvoedingsdoelen van cultuurgroepen met een verschillende etnische achtergrond in Nederland, kiezen autochtone Nederlandse ouders prestaties als minst belangrijke doel. (m.u.v. religie, maar dat wordt in andere onderzoeken gevat onder conformisme)

Stelling: Nederlandse ouders zien schoolprestaties niet als belangrijk opvoedingsdoel t.o.v. ander doelen omdat zij zich hier weinig zorgen over maken.

EENS
ONEENS

Slide 12 - Poll

Vraag 11: Categoriseren gebruiken we in ons denkproces efficiënter te laten verlopen.
Stelling 1: Je kan categoriseren zonder te generaliseren.
Stelling 2: Zodra iets of iemand buiten een bestaande categorie wordt geplaatst, ligt de nadruk vooral op de verschillen met deze categorie. Overeenkomsten worden verwaarloosd.

A
Geen van deze stellingen is waar
B
Stelling 1 is waar
C
Stelling 2 is waar
D
Beide stellingen zijn waar.

Slide 13 - Quiz

Vraag 12
Cultuur: het geheel van opvattingen, voorstellingen, symbolen, kennis, waarden, normen, gewoonten en gebruiken, die mensen in een samenleving verwerven en overdragen langs een weg van bewuste en onbewuste leerprocessen en dat in zekere mate bepalend is voor de kijk van mensen op de wereld, de wijze waarop ze die interpreteren en de wijze waarop ze die handelend tegemoet treden.

Culturen kunnen van binnenuit veranderen: Wanneer werd de Nederlandse wettelijke bepaling dat de man het hoofd van het gezin is afgeschaft?

A
1910
B
1935
C
1952
D
1970

Slide 14 - Quiz

Poll 13: Binnen de definitie van cultuur zoals gegeven vraag 12 kunnen twee betekenislagen worden onderscheiden voor cultuur in Nederland.
1) Een geheel van vanzelfsprekendheden die we als normaal ervaren maar waar we ons zelden bewust van zijn.
2) De fundamentele waarden waarop de Nederlandse samenleving is gegrondvest.

Aan welke van deze twee lagen zou een nieuwkomer in Nederland zich volgens jou moeten conformeren?
1)
2)

Slide 15 - Poll

Vraag 15: Cultuurrelativisten vinden culturen niet vergelijkbaar op de laag van gewoontes en vanzelfsprekendheden. Cultuuruniversalisten vinden culturen wel vergelijkbaar op fundamentele waarden. Langs welke maatstaf meten en vergelijken zij culturen?
A
Zorg voor natuur en klimaat
B
Mensenrechten
C
Mate van democratie

Slide 16 - Quiz

Vraag 16: In Nederland bestaan verschillende culturen. Wanneer iemand van de andere cultuur vergelijkt met de eigen cultuur zal hij de eigen cultuur vaak hoger aanslaan dan de andere. Welk verschijnsel ligt hieraan ten grondslag:
A
Racisme
B
De behoefte aan een positieve eigen identiteit
C
Sociale categorisatie

Slide 17 - Quiz

Vraag 17: Sommige leden van minderheidsculturen hebben soms de behoeft tradities uit de oorspronkelijke cultuur strikter in acht te nemen, als reactie op de bedreiging van de oorspronkelijke cultuur door de dominante cultuur.
Hoe heet dit verschijnsel?
A
Revitalisering van cultuur
B
Radicalisering
C
Sociale identificatie

Slide 18 - Quiz

Vraag 18: In de vorige vragen hebben we gezien dat het uitvergroten van verschillen kan leiden tot het verlies in waardering voor andere culturen.
Op welke manier zou je culturen kunnen vergelijken zonder dat dit afbreuk doet aan wederzijdse waardering?

Slide 19 - Open question

Het bespreken van cultuur en met name cultuurverschillen kan een delicate zaak zijn. Wat zou een goede eerste stap zijn in een gesprek over dit onderwerp?
A
Verschillen in kaart brengen tussen culturen
B
Overeenkomsten in kaart brengen tussen culturen
C
Bewust worden van de eigen cultuur als een geheel van vanzelfsprekendheden

Slide 20 - Quiz

Vraag 20:
Wat neem je mee uit deze quiz?

Slide 21 - Open question

Einde van de Quiz

Slide 22 - Slide