Herhaling thema 6 + biotechnologie 6.6

Erfelijkheid en evolutie
Thema 6
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie
Thema 6

Slide 1 - Slide

Erfelijke eigenschappen:
eigenschappen die je van je ouders hebt geerfd.
Basisstof 1 Genotype en Fenotype

Slide 2 - Slide

Genotype
Alle erfelijke eigenschappen van een organisme die je hebt gekregen van je biologische ouders (bijv. sproeten)



je kunt ze niet veranderen

Slide 3 - Slide

Fenotype
Je fenotype komt tot stand door je genotype EN de invloeden vanuit het milieu
- in de zon zitten
- haarverven
- tattoo
- littekens
het zichtbare uiterlijk

Slide 4 - Slide

Het FENOTYPE van een organisme ontstaat dus door

GENOTYPE  en door INVLOEDEN UIT DE OMGEVING

Slide 5 - Slide


Ezelsbruggetje:

GENotype = gen 

Fenotype = verF + veranderen

Slide 6 - Slide

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Sproeten
Een litteken
gespierd lichaam
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Video

HET GENOTYPE word bepaald door erfelijkheid en invloeden uit het milieu
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

stelling: van je vader krijg je minder genen dan van je moeder, klopt dat en leg uit waarom eens/oneens

Slide 10 - Open question

Welk van onderstaande eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Rossig haar
D
Zowel A, B als C

Slide 11 - Quiz

Ieder organisme heeft zijn of haar unieke DNA

Slide 13 - Slide

De stof DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen

Slide 14 - Slide

Informatie in het DNA noem je GENOTYPE

Slide 15 - Slide

Elke lichaamscel heeft een kern

Je ichaam bestaat
  uit
 lichaamscellen

Slide 16 - Slide

Chromosomen

zijn lange dunne draden 
in elke kern

Slide 17 - Slide

In elke celkern liggen chromosomen

Slide 18 - Slide

In deze draden zit de stof

DNA

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen.

A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz


DNA uit bijv. haar of bloed kan als bewijsmateriaal dienen
De politie gebruikt DNA, omdat iedereen uniek
DNA heeft
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Welke kenmerken kunnen erfelijk zijn?
kromme pink
astma
dyslexie
humor
lang haar
kleur ogen

Slide 24 - Drag question

Biotechnologie
Laatste paragraaf voor thema 6.

Toets -->  maandag 22 mei

Slide 25 - Slide

Leerdoelen
Je weet wat ze bedoelen met biotechnologie
Je kunt een aantal voorbeelden noemen van biotechnologie
Je kent een aantal vormen van moderne biotechnologie

Slide 26 - Slide

Wat denk jij dat biotechnologie is?

Slide 27 - Open question

Biotechnologie

Slide 28 - Mind map

Klassieke biotechnologie 
Gebruik van traditionele technieken
Biotechnologie
  • gist voor brood,bier,wijn
  • bacteriën voor kaas, yoghurt 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Moderne biotechnologie 
Gebruik van moderne technologie
aanpassen van eigenschappen
de genen worden aangepast 
(genetische modificatie)
biotechnologie

Slide 31 - Slide

Moderne biotechnologie 
een orgganisme dat genetisch gemodificeerd is noem je transgeen. 

biotechnologie

Slide 32 - Slide

0

Slide 33 - Video

bij genetische modificatie is het aanbrengen van nieuwe erfelijke informatie in het Dna van een organisme. 

soms gebruiken ze bacteriën, schimmels planten en dieren.
kan nuttig zijn voor mensen denk aan medicijn of voedsel

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Waarom zou je DNA willen veranderen?

Slide 36 - Open question

voorstanders en tegenstanders
Sommige mensen zijn voor en andere tegen.
men vindt dat door genetisch modificatie je voedsel milieuvriendelijker kan produceren omdat er dan minder gif nodig is. 
ook nieuwe medicijnen voor ziekten

tegenstanders zie filmpje hierna

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Aan de slag
  • Lees bs 6.6

  • KGT= maak opdr 32 tm 36
  • BB=  MAAK 29 TM 31


Slide 40 - Slide