Helpende plus

Wat maakt jou een bekwame Helpende plusser?
1 / 30
next
Slide 1: Open question

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat maakt jou een bekwame Helpende plusser?

Slide 1 - Open question

Wat zijn de werkzaamheden die een helpende plus uitvoeren?

Slide 2 - Open question

wat is empathisch vermogen?
A
het eens zijn met de ander
B
empathie is iets wat je samen met de ander moet voelen
C
Geen inlevingsvermogen hebben
D
De ander altijd gelijk geven

Slide 3 - Quiz

Wat betekend therapietrouw?
A
Trouw zijn aan de geheimen van de cliënt
B
Therapie geven aan de cliënt
C
het gebruik van Voorgeschreven medicijnen volgens de voorschriften
D
Trouw zijn aan de cliënt doormiddel van afspraken

Slide 4 - Quiz

Pas de zin aan zodat ze wel feitelijk en respectvol zijn in het zorgdossier:

Meneer moest vandaag wel erg vaak naar het toilet.

Slide 5 - Open question

Wat is onbegrepen gedrag?

Slide 6 - Open question

Hoe communiceer je in een acute situatie?

Slide 7 - Open question

Welk antwoord hoort bij
''onbegrepen gedrag''?
A
Lief zijn tegen cliënt
B
de cliënt toont agressie
C
Vragen stellen
D
Boos worden op de cliënt

Slide 8 - Quiz

Wat betekend BIG?

Slide 9 - Open question

Wat zijn voorbehouden handelingen?

Slide 10 - Open question

Wat is het doel van de Wkkgz?

Slide 11 - Open question

Wat is het doel van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling?
A
Hulp uit handen geven
B
Sneller en adequater hulp bieden bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Slide 12 - Quiz

Wat is het doel van de Wlz?
A
Wlz geeft recht op zorg aan verzekerden die blijvend zijn aangewezen op 24 uur per dag zorg
B
Zorg waar nodig is, en ook de cliënt een dag alleen kunnen laten.

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de belangrijkste vitale functies?

Slide 14 - Open question

Op welke vier punten let je als je de ademhaling observeert?

Slide 15 - Open question

Waarom veroorzaakt een lichaam koorts?

Slide 16 - Open question

Wat is bloeddruk?
A
Een druk in het bloed zelf, die zorgt dat het lichaam wordt voorzien van bloed
B
de kracht waarmee het hart het bloed de vaten in pompt en de druk die daardoor wordt uitgeoefend op de wanden van de bloedvaten

Slide 17 - Quiz

Wat is een gezonde bloeddruk?
A
140/90 of hoger
B
135/85 of hoger
C
110/60 of lager
D
120/80 of lager

Slide 18 - Quiz

Wat is validation?
A
Het controleren van gegevens
B
Een invalide persoon helpen
C
Informatie doorgeven
D
Een invalide persoon

Slide 19 - Quiz

Waardoor ontstaat een delier?

Slide 20 - Open question

Wat is er bij een longemfyseem verdwenen
A
Het longvlies
B
Het zuurstof in de longen
C
De linkerlong
D
elasticiteit van de longblaasjes

Slide 21 - Quiz

Wat zijn de drie meestvoorkomende signalen voor een CVA?

Slide 22 - Open question

Verschillende stadiums
van kanker benoemen

Slide 23 - Mind map

Wat is een contra-indicatie?
A
Dat geneesmiddelen toegepast mogen worden
B
geneesmiddelen die niet of slechts onder bepaalde voorwaarden toegepast mogen worden

Slide 24 - Quiz

Wat is een generiek geneesmiddel?

Slide 25 - Open question

Met welke letters wordt op de verpakking van een geneesmiddel weergegeven na welke datum het medicijn niet meer gebruikt mag worden?

Slide 26 - Open question

Wat zijn voordelen van dragees?

Slide 27 - Open question

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire wondgenezing?

Slide 28 - Open question

Wat rapporteer je
over wondgenezing?

Slide 29 - Mind map

Hoe kun je als helpende de voortgang in het rouwproces stimuleren?

Slide 30 - Open question