3.2 communisme



De Sovjet Unie




  • Het communisme
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



De Sovjet Unie




  • Het communisme

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je aan de hand van begrippen herkennen en uitleggen wat het communisme inhoud.

Slide 2 - Slide

Karl Marx
  • Geboren in Trier, op 5 mei 1818.
  • Filosoof en econoom.
  • Grondlegger van het socialisme.
  • In Engeland zag hij hoe slecht de arbeiders het hadden.

Slide 3 - Slide

Wat is communisme? (1)
  • Arbeiders aan de macht

  • Alle rijkdommen (ook de fabrieken en de machines) naar de arbeiders

  • Omdat 'rijken' en fabrikanten dit niet zomaar zullen laten gebeuren zal er een revolutie van arbeiders komen, mét geweld.

Slide 4 - Slide

Wat is communisme? (2)
  • Einde aan de klassenmaatschappij (indeling van de maatschappij naar economische positie)

  • Tegen kapitalisme (ergens geld in stoppen met als doel meer geld te verdienen: winst maken). 

  • Marx: "Mensen zonder kapitaal moeten leven van hun arbeid."

Slide 5 - Slide

Wat is communisme? (3)
  • Karl Marx schreef zijn ideeën op in Het Communistisch Manifest en later in Das Kapital

  • Toen Marx in 1883 stierf was er nog nergens een revolutie van arbeiders geweest en bestond het communisme alleen op papier

  • Op zijn graf in Londen staat: "Arbeiders aller landen verenigt U"

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


Communisme

  1. Gelijkheid: er zijn geen klassen meer.
  2. Geen bezit: de staat verdeelt het bezit.
  3. Iedereen verdient hetzelfde: winst maken kan niet.
  4. In 4 stappen naar een klassenloze samenleving.

Slide 8 - Slide


Stap 1
Arbeiders (proletariaat) worden steeds meer uitgebuit door de rijke fabriekseigenaren.
De arbeiders worden armer en de fabriekseigenaren rijker.

Slide 9 - Slide


Stap 2
Arbeiders grijpen de macht middels een revolutie.
Dit is de 'Dictatuur van het proletariaat'.

Slide 10 - Slide


Stap 3
Gelijkheid: Al het bezit wordt eerlijk over de gemeenschap verdeeld. Er zijn geen klassen
meer. Niemand kan meer winst maken.

Slide 11 - Slide


Stap 4
Van een kapitalistische samenleving naar 
een socialistische samenleving naar 
een communistische samenleving (de Communistische Heilstaat).

Slide 12 - Slide


Voorwaarden
Het land moest volledig geindustrialiseerd zijn.
Klassenstrijd: de arbeiders moesten in opstand komen tegen / boos zijn op de rijke fabriekseigenaren.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Welke volgorde van Russische leiders van vroeger naar later is juist?
A
Tsaar - Stalin - Lenin
B
Lenin - Stalin - Tsaar
C
Tsaar - Lenin - Stalin
D
Stalin - Lenin - Tsaar

Slide 15 - Quiz

3.1 Leven in de Sovjet-Unie
  • De macht is in Rusland in handen van de Tsaar. Deze bestuurt slecht en oa door slechte resultaten WOI wordt hij afgezet.
  • 1917: Russische Revolutie: februari (Tsaar wordt afgezet) en oktober (Lenin komt aan de macht & einde WOI). 

Slide 16 - Slide

  • Lenin is de eerste leider van communistisch Rusland.
  • Lenin is een bruut heerser. Hij hongert de bevolking uit, want er zijn toch genoeg Russen. 
  • Vijanden van de communisten worden vervolgd. 

Slide 17 - Slide

Wie heeft de macht in Rusland in 1916?
A
Tsaar Nicolaas
B
Lenin
C
Stalin
D
Wilhelm II

Slide 18 - Quiz

Wie is deze man?
A
Tsaar Nicolaas II
B
Lenin
C
Stalin
D
Wilhelm II

Slide 19 - Quiz

Terreur
  • Verbanning gebeurde naar strafkampen in Siberië: Goelags.
  • Omdat je niet wist wie van de Geheime Politie was (kon ook familie zijn), deelde niemand zijn mening. Angst zie je nog steeds in Rusland.
  • Showprocessen: nep rechtszaken om idee van democratie te geven.

Slide 20 - Slide

Planeconomie
  • Planeconomie: voor bepaald aantal jaar vastleggen wat er geproduceerd moet worden (5 jaar in geval SU).
  • Economisch gezien rampzalig, altijd tekorten.

Slide 21 - Slide

  • Ook eigen boederijen mocht niet meer: er kwamen collectieve landbouw boerderijen. Veel families op 1 boerderij (=collectivisatie). 
  • Wilde je dit niet? Dan ging je naar de Goelag (strafkamp).

Slide 22 - Slide