Literatuur NN tijd

Begrippen bij tijd
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Begrippen bij tijd

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat is de vertelde tijd
A
De tijd die verstrijkt in het verhaal
B
De gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden
C
De (historische) periode waarin het verhaal speelt
D
De tijd die je nodig hebt om het verhaal te lezen.

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen een flashback en een terugwijzing?
A
Een flashback is een korter stukje tekst
B
Een terugwijzing is een korte verwijzing
C
Een flashback onderbreekt het verhaal niet
D
Een terugwijzing onderbreekt het verhaal niet

Slide 4 - Quiz

Hij was er niet. Gisteren ook al niet. Teleurgesteld pakte hij zijn fiets.
Hier is sprake van een...
A
Flashback
B
Terugwijzing
C
Flashforward
D
Vooruitwijzing

Slide 5 - Quiz

Het plot is...
A
De gebeurtenissen in chronologische volgorde
B
De gebeurtenissen zoals in het verhaal worden verteld

Slide 6 - Quiz

We lezen tekst 4 en 5 van 6.1.4

Slide 7 - Slide

Wat is de goede chronologische volgorde? Gebruik hiervoor de nummers van de teksten 2, 3, 4, 5.

Slide 8 - Open question

Thema
 Wat is de boodschap van de schrijver? Waarover wil de schrijver ons aan het denken zetten?

Het thema is abstract en kort (één of twee woorden)
Bv. culturele verschillen, discriminatie, seksueel misbruik, schuld en verantwoordelijkheid, misdadige obsessie


Slide 9 - Slide

Motieven
Betekenisvolle herhalingen of verhaalelementen:

Concrete motieven – komen letterlijk in het verhaal voor, vaak met een symbolische functie
Abstracte motieven – bv. angst, vriendschap, gewoonten


Slide 10 - Slide