Persoonlijke & bezittelijke vnw

Persoonlijke voornaamwoorden zijn..
A
I, you, he/she/it, we, they, you
B
My, mine, yours, theirs
C
What, who, where, when, why
1 / 13
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Persoonlijke voornaamwoorden zijn..
A
I, you, he/she/it, we, they, you
B
My, mine, yours, theirs
C
What, who, where, when, why

Slide 1 - Quiz

Persoonlijke voornaamwoorden geven aan..
A
van wie iets is
B
over wie iets gaat
C
voor wie iets is

Slide 2 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
A
their
B
they
C
theirs

Slide 3 - Quiz


Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
my, your, us
B
he, his, hers
C
their, our, mine
D
its, me, our

Slide 4 - Quiz

bezittelijk voornaamwoord: jouw
A
my
B
her
C
your
D
their

Slide 5 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze
A
us
B
we
C
our
D
hour

Slide 6 - Quiz

Possessive pronoun
Is he ___ teacher? (jouw)

Slide 7 - Open question

Possessive pronoun
Lisa broke ___ left leg.

Slide 8 - Open question

possessive pronouns
The dog is in ..... basket (zijn)

Slide 9 - Open question

Possessive Pronouns

This rubber ducky is ... (van hun).

Slide 10 - Open question

Possessive Pronouns

This is a friend of ... (van mij).

Slide 11 - Open question

Possessive Pronouns

That painting is ... (van hem).

Slide 12 - Open question

Possessive Pronouns

That ugly car is ... (van haar).

Slide 13 - Open question