Verben

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je de Duitse Modalverben in verschillende tijden vervoegen en sterke en zwakke werkwoorden herkennen en toepassen.

Gebruik van modale werkwoorden

Modale werkwoorden worden gebruikt met een ander werkwoord in de infinitief (hele werkwoord zonder "zu").

De modale werkwoorden worden vervoegd, het hoofdwerkwoord blijft onvervoegd achteraan.

Voorbeeld: Ich muss heute lernen.  (Ik moet vandaag studeren.)

Vervoeging in de tegenwoordige tijd (Präsens)

Ich

Du

Er/sie/es

Wir

Ihr

Sie/sie

Dürfen

Können

Darfst

Kann

Dürfen

Kann

Dürft

Könnt

Darf

Kannst

Dürfen

Können

Darf

Können

Feesttenten regel vervoegen werkwoorden tegenwoordige tijd

Sie/sie

Ihr

Wir

Er/sie/es

Du

Ich

stam

stam

stam

stam

stam

stam

+e

+st

+t

+en

+t

+en

fe

machen

sagen

wiegen

lernen

gehen

schwimmen

laufen

reiten

Werkwoord Haben

Ich ___ ein neues Fahrrad.

Du ___ viele Freunde.

Meine Schwester ___ morgen Geburtstag.

Ihr ___ eine schöne Wohnung.

Sie (meervoud) ___ Urlaub im Sommer.

Der Hund ___ Angst vor Gewitter.

Ich glaube, sie ___ recht.

Werkwoord Sein

Ich ___ müde.

Das Buch ___ interessant.

Ihr ___ spät angekommen.

Mein Bruder ___ Arzt.

Wir ___ bereit für die Prüfung.

Sie (meervoud) ___ im Park.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Op een schaal van 0 tot 10, hoe nuttig was de informatie in deze les?

010

Waar zou je volgende week graag uitleg over hebben / aan willen werken?

Maken

1. In je schrijfwerkboekje vul de woordenlijst aan met de ontbrekende woorden, vanaf blz.  5
2. Opdrachten blz 9 t/m 11
3. Leestekst in in je leesvaardigheid werkboekje