examentraining tl

Examen Engels
1 / 23
next
Slide 1: Mind map

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Examen Engels

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Video

Hoeveel tijd heb je voor het hele examen?

Slide 3 - Open question

Wat neem je mee voor je examen Engels?

Slide 4 - Open question

Stappenplan
  1. Houd de tijd in de gaten.
  2. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  3. Wat weet je al van het onderwerp?
  4. Lees de hele tekst door.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees alinea voor alinea - examenvragen.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
  8. Bevatten deze een aanwijzing?
  9. Scharnierwoorden.
  10. Wat is je eigen antwoord?
  11. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen ligt.
  12. Open vragen kort en bondig beantwoorden.

Slide 5 - Slide

Leesstrategieën
  1. Voorspellen aan de hand van de plaatjes en de titel.
  2. Skimmen
  3. Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws
  4. Oefen met examenteksten - examenbundel of examenblad.nl
  5. Scannen
  6. Vergelijk woorden met andere talen.
  7. Lijkt het op een ander Engels woord?
  8. Voorvoegsels.
  9. Formuleer eerst je eigen antwoord
  10. Eerst tekst lezen of eerst vragen lezen?


Slide 6 - Slide

Woordenboek
  1. de woorden staan in alfabetische volgorde.
  2. afkortingen.
  3. uitdrukkingen en spreekwoorden.
  4. zoek het basiswoord.
  5. meerdere betekenissen.
  6. gebruik en oefen met je eigen woordenboek.

Slide 7 - Slide

Woordquiz
Ken jij deze woorden? 
Vertaal ze.

Slide 8 - Slide

also

Slide 9 - Open question

furthermore

Slide 10 - Open question

although

Slide 11 - Open question

then again

Slide 12 - Open question

still

Slide 13 - Open question

unless

Slide 14 - Open question

eventually

Slide 15 - Open question

purpose
A
opzettelijk
B
doel
C
misschien
D
alhoewel

Slide 16 - Quiz

achieve
A
werken
B
instemmen met
C
bereiken
D
het is maar goed dat

Slide 17 - Quiz

develop
A
ontwikkelen
B
aantrekken
C
duidelijk
D
opvoeding

Slide 18 - Quiz

increase
A
vergroten
B
afname
C
oplossing
D
toename

Slide 19 - Quiz

violence
A
vriendelijk
B
onderzoek
C
geweld
D
in elkaar slaan

Slide 20 - Quiz

average
A
op leeftijd
B
oudere
C
bos
D
gemiddelde

Slide 21 - Quiz

common
A
computerprogramma
B
website
C
forens
D
gewoon

Slide 22 - Quiz

Nou??? Hoeveel wist je er?
Wist je er niet zoveel, dan doe je er goed aan om deze woorden te leren.

Slide 23 - Slide