Les 6 - ex. 11 bespreken - parler

On a besoin de quoi?
un stylo
un cahier
le livre (A)
pas d'ordinateur!
pas de portable!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

On a besoin de quoi?
un stylo
un cahier
le livre (A)
pas d'ordinateur!
pas de portable!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui, on va:
  • Corriger ex. 11
  • Parler: Qu'est-ce que tu veux devenir? 
  • Vocabulaire

Slide 2 - Slide

Ex. 11
1. Sliep jij al?

Slide 3 - Slide

Ex. 11
1. Sliep jij al?
Context: Was jij al bezig te slapen?
--> was een tijdje al zo --> imparfait

Tu dormais déjà? 

Slide 4 - Slide

Ex. 11
2. Waar bent u geboren?

Slide 5 - Slide

Ex. 11
2. Waar bent u geboren?
naître komt sowieso zelden tot nooit voor in de imparfait, dus passé composé (net als in het NL):

Où est-ce que vous êtes né(e)? 
Vous êtes né(e) où?
Où êtes-vous né?

Slide 6 - Slide

Ex. 11
3. Ik kende hem nog niet.

Slide 7 - Slide

Ex. 11
3. Ik kende hem nog niet.
--> Er was eerst een periode dat je hem nog niet kende (en geïmpliceerd: daarna wel?), maar dit gaat over de periode dat je hem nog niet kende --> imparfait

Je ne le connaissais pas encore.

Slide 8 - Slide

Ex. 11
4. Hoe heeft hij zijn discours afgesloten? 

Slide 9 - Slide

Ex. 11
4. Hoe heeft hij zijn discours afgesloten? 
Lastig - moest je maar net inzien dat "afsluiten" ook "conclure" is. Maar wel heel duidelijk afgeronde handeling, dus passé composé: 

Comment a-t-il conclu son discours?
Comment est-ce qu'il a conclu son discours?

Slide 10 - Slide

Ex. 11
5. Wij sterven van de dorst. 

Slide 11 - Slide

Ex. 11
5. Wij sterven van de dorst. 
Nou, gewoon présent! 

Nous mourons de soif.

(als je du soifhad, vind ik dat eigenlijk best netjes. Jij kon ook niet weten dat het "de"moest zijn...) 

Slide 12 - Slide

Ex. 11
6. Jij zal zeker een liter water drinken.

Slide 13 - Slide

Ex. 11
6. Jij zal zeker een liter water drinken.
Afhankelijk van je interpretatie. Ik was het met het boek eens en zou het hebben geïnterpreteerd als een voorspelling: 
Tu boiras au moins / sûrement un litre d'eau.

Maar een zekerheid kan ook: Tu vas boire au moins / sûrement un litre d'eau! 

Slide 14 - Slide

Aujourd'hui, on va:
  • Corriger ex. 11
  • Parler: Qu'est-ce que tu veux devenir? 
  • Vocabulaire

Slide 15 - Slide

Qu'est-ce que tu veux devenir?

...dat weet je misschien nog niet...
Je vais faire des études de ... 
(Ik ga ..... studeren)
Et après... (En daarna...)

Je veux devenir... (médecin, manager, etc.)
(Ik wil worden...) 

Je voudrais faire quelque chose en... (médecine ; marketing ; technique)
(Ik zou graag iets willen doen in de... geneeskunde; marketing ; techniek)







Slide 16 - Slide

Quelles études est-ce que vous allez faire?
(zoek het op internet op - alle studies die je overweegt, alle voca die je nodig hebt)

Slide 17 - Mind map

Quel métier / Quelle profession est-ce que tu pourrais faire plus tard?
(Opnieuw: zoek er zoveel mogelijk op!)

Slide 18 - Mind map

Instruction
Quoi: Vraag aan je buur in het Frans welke studie hij/zij gaat doen en aan welke beroepen hij/zij denkt
Comment: Schrijf je eigen antwoord eerst in steekwoorden op - gebruik de woorden die we net hebben opgezocht. Schuif na elke uitwisseling een plekje op en herhaal het gesprek met iemand anders.
Le but: Leren hoe je vertelt welke studie en welk beroep je ongeveer gaat doen
Combien de temps: 2 minutes par échange


timer
2:00

Slide 19 - Slide

Merci et à la prochaine! 
Et n'oubliez pas: 
Quels sont les devoirs?
Qui sait?


Slide 20 - Slide