1. gram H4 - NWG

- Nakijken opdr.  2 (Gram. H4)
- Uitleg naamw. gezegde
- Huiswerk: opdr. 5

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Nakijken opdr.  2 (Gram. H4)
- Uitleg naamw. gezegde
- Huiswerk: opdr. 5

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je kunt het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

Slide 2 - Slide

Samen: Gram. H4: opdr. 2 (blz. 169)
  • 1a  is veranderd
  • 1b is
  • zin 1: is = hww | veranderd = zww
  • zin 2: is = kww
  • 3 Nee, want als het onderwerp iets is, dan spreken we van een naamwoordelijk gezegde.

Slide 3 - Slide

Zin 1

Ontleed onderstaande zinnen. Kies uit:

wwg - ond - lv - mv -  bwb (bvb en bijstelling).


1 Wie wil je allemaal deze uitnodiging mailen?


Slide 4 - Slide

Zin 2

Ontleed onderstaande zinnen. Kies uit:

wwg - ond - lv - mv - bwb (bvb en bijstelling).


2 Vanaf het vakantieadres hebben de broers, Amir en Samir, een digitale foto met tekst aan hun ouders gestuurd.


Slide 5 - Slide

Welke informatie heb je onthouden over het koppelwerkwoord?

Slide 6 - Open question

Koppelwerkwoorden 
- De koppelwerkwoord zegt dat de onderwerp iets is.
- Keuze uit: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen
- Nieuw: het belangrijkste werkwoord in een naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hij loopt een rondje.
Hij is ziek.

Slide 9 - Slide

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 10 - Slide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 11 - Slide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1 Zoek het onderwerp van de zin op.
2 Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3 Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?
                                                           4  Doet of is het onderwerp iets?

Nee = wwg                                      Doet = wwg                       Is = nwg

Slide 12 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin
- naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een znw of bnw)

Slide 13 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) 
- naamwoordelijk deel (nw. deel) 

Thomas is een fanatiek wielrenner.
Ww. deel = is
Nw. deel = een fanatiek wielrenner
Nwg = is een fanatiek wielrenner

Slide 14 - Slide

Oefenen gezegde (nwg of wwg)
1 De spijkerbroeken zullen goedkoper worden.
2 Tijdens de vakantie zullen we thuis blijven.
3 Ik word kwaad van al dat gepest.
4 Mijn vader is 65 jaar.



Slide 15 - Slide

Aan de slag
Gram. H4: opdracht 5 en 6 (blz. 171/172) VZV hoeft niet

- Belangrijkste ww in de zin
- Is of doet het ond. iets?
NWG = alle ww + eigenschap
WWG = alle ww

Slide 16 - Slide

Nakijken opdr. 5 (blz. 171)
  • 1 ben geweest = wwg
  • 2 is een geweldige ervaring geworden = nwg
  • 3 worden bedankt = wwg
  • 4 is een grote opgave geweest = nwg
  • 5 is verdwenen = wwg
  • 6 schijnt een betere taal te zijn = nwg
  • 7 probeerden te voorkomen = wwg
  • 8 zal schijnen = wwg

Slide 17 - Slide

Nakijken opdr. 6 (blz. 172) 
  • 1 ond = de kleinzoon
  • nwg = is gek
  • vzv = op zijn opa
  • 2 ond = mijn broer
  • wwg = zal bemiddelen
  • vzv = tussen zijn werkgever en zijn collega
  • 3 ond = deze leerling
  • nwg = zal uitermate geschikt zijn
  • vzv = voor een praktische opleiding

Slide 18 - Slide

Nakijken opdr. 6 (blz. 172) 
  • 4 ond = de trainer
  • wwg = zal streven
  • vzv = naar de beste opstelling van het team
  • 5 ond = de examenkandidaten
  • nwg = waren erg nieuwsgierig
  • vzv = naar de uitslag
  • 6 ond = je
  • wwg = ga uit (splitswerkwoord)
  • vzv = van negatieve reacties op je tekeningen

Slide 19 - Slide