1MV Chapitre 5, bron D, de passé composé

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1MH - de passé composé

De passé composé

Je mange une banane.

Ik eet een banaan.

J'ai mangé une banane.

Ik heb een banaan gegeten. 

De passé composé (voltooid verleden tijd) bestaat uit twee delen:

1. een hulpwerkwoord en een heel werkwoord
2. een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord

De passé composé

Neem het volgende rijtje in je schrift over. 

We kijken ook naar de uitspraak. 

parler

j'ai parlé

tu as parlé

il / elle a parlé

on a parlé

nous avons parlé

vous avez parlé

ils / elles ont parlé

praten

ik heb gepraat

jij hebt gepraat

hij / zij heeft gepraat 

wij hebben gepraat

wij hebben gepraat

jullie hebben / u heeft gepraat

zij hebben gepraat 

Kies de juiste vorm:
Tu (passer)___ ____ un bon weekend?

1. ai passé
2. as passé
3. avons passé
4. avez passé

Kies de juiste vorm:
Nous (manger)___ ____ une pizza.

1. as mangé
2. a mangé
3. avons mangé
4. ont mangé

Kies de juiste vorm:
On (parler)___ ____ avec nos copains.

1. ai parlé
2. avons parlé
3. a parlé
4. ont parlé

Kies de juiste vorm:
J'(visiter)___ ____ le mussée.

1. ai visité
2. as visité
3. a visité
4. avez visité