Proefwerk H6 Licht - Toetsweek

Proefwerk 
H6 Licht en H8 geluid

Nask

1 / 44
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Proefwerk 
H6 Licht en H8 geluid

Nask

Slide 1 - Slide

Instructie
  • De vragen worden in willekeurige volgorde gesteld
  • Bij meerkeuzevragen wordt het antwoord automatisch opgeslagen
  • Bij open vragen, klik eerst onderaan op 'bewaar' ga dan pas verder

Slide 2 - Slide

Infrarood licht is ...
A
alleen natuurlijk
B
alleen kunstmatig
C
zowel natuurlijk als kunstmatig

Slide 3 - Quiz

Een lichtbron straalt licht uit.
Dat licht beweegt langs:

A
Horizontale lijnen
B
Kromme lijnen
C
Rechte lijnen
D
Verticale lijnen

Slide 4 - Quiz

Ik meng rood en groen licht.
ik zie dan ...... licht
A
blauw
B
paars
C
geel
D
oranje

Slide 5 - Quiz

Lichtbronnen stralen licht uit.
In welke richting straalt een lichtbron licht uit?
A
alleen naar beneden
B
alleen naar boven
C
alleen naar de ogen van iemand die naar de lichtbron kijkt
D
in alle richtingen

Slide 6 - Quiz

Als je alle kleuren licht mengt krijg je ........................ licht
A
zwart
B
wit
C
geen
D
regenboog

Slide 7 - Quiz

Het licht van de zon zie je als wit licht.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 8 - Quiz

UV licht is?
A
Zichtbaar licht
B
Rood licht
C
Warmte straling
D
Onzichtbare straling

Slide 9 - Quiz

Geeft dit licht of weerkaatst het licht?
Je zaklamp
A
Geeft licht
B
Weerkaatst licht

Slide 10 - Quiz

Een voorwerp dat zelf licht geeft, noemen we een .......

Slide 11 - Open question

Waardoor geeft de maan licht?

Slide 12 - Open question

Welke kleur licht wordt teruggekaatst door het voorwerp

Slide 13 - Open question

Waarvoor wordt UV-licht zoal gebruikt? Geef 2 voorbeelden.

Slide 14 - Open question

Hiernaast zie je een shirt met witte, rode en blauwe banen. In gekleurd licht zien kleuren er soms anders uit.

Wit zie je in rood licht als

Slide 15 - Open question

Hiernaast zie je een shirt met witte, rode en blauwe banen. In gekleurd licht zien kleuren er soms anders uit.

Rood zie je in rood licht als

Slide 16 - Open question

Natuurlijke lichtbron

Kunstmatige lichtbron

Slide 17 - Drag question

Het spectrum van wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog.  Zet de kleuren van dit spectrum in de juiste volgorde. Begin aan de linker kant met de buitenste kleur van de regenboog
Het spectrum :
Indigo
Bruin
Groen
Geel
Violet
Blauw
Oranje
Rood
Paars
Zwart

Slide 18 - Drag question

Sara loopt ’s avonds over een plein. Alle lampen geven geel licht.
Hoe ziet haar blauwe trui eruit in het gele licht?
A
blauw
B
geel
C
goen
D
zwart

Slide 19 - Quiz

Een roos heeft rode bloemen en groene bladeren.
Waarom zie jij de bloemen rood en de bladeren groen?
A
De bloem absorbeert alleen groen licht, de bladeren absorberen alleen rood licht.
B
De bloem absorbeert alleen rood licht, de bladeren absorberen alleen groen licht.
C
De bloem kaatst alleen groen licht terug, de bladeren alleen rood licht.
D
De bloem kaatst alleen rood licht terug, de bladeren alleen groen licht.

Slide 20 - Quiz

Welke soorten licht horen wel of niet bij zichtbaar licht?

Hoort wel bij zichtbaar licht
Hoort niet bij zichtbaar licht
infrarood licht
wit licht
blauw licht

Slide 21 - Drag question

Hierin zitten alle kleuren. 

Hierin zitten wel alle kleuren
Hierin zitten niet alle kleuren
infrarood licht
wit licht
blauw licht

Slide 22 - Drag question

Wordt gebruikt om spieren op te warmen.
Wordt wel gebruikt om spieren op te warmen
Wordt niet gebruikt om spieren op te warmen.
infrarood licht
wit licht
blauw licht

Slide 23 - Drag question

Wordt door een blauwe spijkerbroek teruggekaatst.

Wordt wel door een blauwe spijkerbroek teruggekaatst
Wordt niet door een blauwe spijkerbroek teruggekaatst
infrarood licht
wit licht
blauw licht

Slide 24 - Drag question

Boven een biljarttafel hangen felle lampen. Hans beweert dat hij geblinddoekt een zwarte biljartbal van een witte biljartbal kan onderscheiden.
Leg uit hoe hij dat kan.
Hint: Felle lampen geven veel warmte af!

Slide 25 - Open question

Hoe staan de aarde, de maan of de zon bij een maansverduistering?
A
de aarde staat tussen de zon en de maan in.
B
de maan staat tussen de zon en de aarde in.
C
de zon staat tussen de aarde en de maan in.

Slide 26 - Quiz

De lampen in de tekening kun je omhoog en naar beneden bewegen. Als je dat doet verandert de schaduw. Hoe maak je de schaduw van de tafel groter?

Slide 27 - Open question

Wat is de dodehoek van een spiegel?

Slide 28 - Open question

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen maakt. Wat is geen geluidsbron?
A
De stembanden
B
Een luidspreker
C
Een motor
D
Het trommelvlies

Slide 29 - Quiz

In de ruimte tussen de sterren kun je geen geluid horen. Hoe komt dit?
A
Er zijn geen geluidsbronnen
B
Er zijn geen geluidsontvangers
C
Er is geen tussenstof
D
Er is geen zwaartekracht

Slide 30 - Quiz

Geluidsnelheid verschilt per tussenstof. Wat is de geluidsnelheid in lucht?
A
340 kilometer per uur
B
340 meter per seconde
C
3400 kilometer per uur
D
3400 meter per seconde

Slide 31 - Quiz

Welke twee uitspraken over geluid zijn waar? (selecteer 2 antwoorden)
A
Een geluidsbron bevat zintuigcellen
B
Geluid kan zich alleen door lucht verplaatsen
C
Het trommelvlies geeft geluidstrillingen door
D
Voor geluid zijn altijd trillingen nodig

Slide 32 - Quiz

Een snaar produceert een toon. Waarvan hangt de toonhoogte van deze snaar onder andere af?
A
De dikte van de snaar
B
De kleur van de snaar
C
de temperatuur van de snaar
D
het materiaal van de snaar

Slide 33 - Quiz

Een voorwerp trilt met een bepaalde frequentie. Wat weet je over de toon als je de frequentie weet? (selecteer 2 antwoorden)
A
De geluidsterkte van de toon
B
Het aantal trillingen per seconde
C
Hoelang de toon blijft klinken
D
De hoogte van de toon

Slide 34 - Quiz

Een stemvork heeft een frequentie van 400 Hz. De stemvork trilt dan:
A
400 keer per seconde
B
400 keer per minuut
C
400 keer per uur
D
400 keer per dag

Slide 35 - Quiz


Wat doet een oscilloscoop?
A
Geluid opnemen
B
Geluidsterkte meten
C
Toonhoogtes vergelijken
D
Trillingen zichtbaar maken

Slide 36 - Quiz

Ouderen krijgen vaak gehoorproblemen. Waardoor komt dit vooral?
A
Hoge tonen harder gaan klinken
B
Lage tonen zachter gaan klinken
C
Hoge tonen minder goed te horen zijn
D
Lage tonen minder goed te horen zijn

Slide 37 - Quiz

Aan geluidsgolven is te zien wat de geluidsterkte is van een geluid. Een harde toon:
A
Heeft een grotere amplitude dan een zachte toon
B
Heeft een kleinere amplitude dan een zachte toon
C
Trilt minder vaak per seconde dan een zachte toon
D
Trilt vaker per seconde dan een zachte toon

Slide 38 - Quiz

Een gitaarsnaar voert in een halve minuut 6000 trillingen uit. Wat is de frequentie van deze trillingen? Schrijf de hele berekening op.

Slide 39 - Open question

Uit twee luidsprekers komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen staat hiernaast. Welke toon is het hoogst? Leg je antwoord uit.

Slide 40 - Open question

De oscilloscoop is zo afgesteld dat je het aantal trillingen in 0,01 s te zien krijgt. Bereken de frequentie van trilling P. Schrijf de hele berekening op.

Slide 41 - Open question

De oscilloscoop is zo afgesteld dat je het aantal trillingen in 0,01 s te zien krijgt. Bereken de frequentie van trilling Q. Schrijf de hele berekening op.

Slide 42 - Open question

In de figuur hiernaast zie je twee oscilloscoopbeelden staan. Vergelijk deze twee tonen met elkaar. Wat weet je van de toonhoogte en geluidsterkte van beide tonen? Leg je antwoord uit.

Slide 43 - Open question

Einde van de toets

Vergeet niet om je toets in te leveren!

Slide 44 - Slide