Formatief toetsen 5.2 vmbo-bk

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Welke vier krachten ken je?

Welke drie effecten kan een kracht hebben?

Bij een glad oppervlak is de wrijvingskracht groot.

1. Waar
2. Niet waar

Een voorwerp dat over een ruw oppervlak schuift, stopt snel.

1. Waar
2. Niet waar

Bij welke beweging is de wrijvingskracht het grootst?

1. Bij skateboarden op het fietspad
2. Bij schaatsen
3. Bij fietsen op een zandweg
4. Bij fietsen op het fietspad

Hoe zie je aan deze polsstok dat er een kracht op werkt?

Wat gebeurt er met de snelheid van een voorwerp als er geen kracht op werkt?

1. De snelheid neemt toe
2. De snelheid neemt af
3. De snelheid blijft gelijk

Hoe versnel je als je fietst?
Je versnelt door je spierkracht _______
de wrijvingskracht te maken.

1. groter dan
2. kleiner dan
3. even groot als

Welke 2 krachten werken er op de halter?

Werken deze 2 krachten samen of werken ze elkaar tegen?

1. samen
2. tegen