Unité 3 G3

L'afrique Francophone
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

L'afrique Francophone

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Introduction
1. Luister naar het fragment (tot 2:00)
2. Noteer alle belangerijke info in een word bestand

Slide 3 - Slide

Faire ex. 1,4B,5

Slide 4 - Slide

Grammaire: revision
 
Ces films interssants sont sur Netflix.
Il y a un film intéressant au ciméma.
J'ai écouté une chanson intéressante

Slide 5 - Slide

Le premier album de Stromae
Cette jeune fille a 11 ans
Ce vieux monsieur a 98 ans.
La bonne soupe de mon père.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Faire: 5,6,8(gebruik boek P.33) ,9,10

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Parler
Per tweetal:
Stap 1. Maak 5 zinnen over jezelf. Gebruik in elke zin een bijvoegelijk naamwoord. Ex: Je suis une fille sympatique, J'aime les livres intéressants..
Stap 2. Lees de zinnen aan je buurman of buurvrouw voor. Hij of zij moet het bijvoegelijk naamwoord opschrijven, in de goed vorm. Wissel vervolgens van rol.
Stap 3. Check
Klaar? Faire 11,14

Slide 12 - Slide

Grammaire: van bijvoegelijk naamwoord naar bijwoord
Cet exercice est simple.
J'ai simplement fait l'exercice.

Jean est un vrai artiste,
Il est vraiment génial.

La machine est lente,
Elle avance lentement.




Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Faire: 15,17,18

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Ecouter 20
Lire conversations
Faire 22,23,24

Klaar? Invulschema

Slide 19 - Slide

Ontvangen: recevoir ; Devoir: moeten

Slide 20 - Slide

Perdre: verliezen

Slide 21 - Slide

Leren voor de toets
1. Je kent alle woorden en zinnen van U3
2. Je kan onderscheidt maken tussen een bvnw en een bw en deze toepassen in de goede vorm.
3. Je kent de werwoorden perdre, devoir, recevoir en kan deze in de présent, passé-composé, futur en imparfait toepassen.
4. Je kan jezelf kort beschrijven in 5 zinnen.  Naam, leeftijd,sport, etc.
Bedenk op wij jij lijkt: Je ressemble à........

Slide 22 - Slide

A


B

Slide 23 - Slide