13.3 impulsgeleiding

Hoofdstuk 13 - Zenuwstelsel
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 13 - Zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

Inhoud hoofdstuk
13.1 Bouw centraal zenuwstelsel (onderdelen hersenen) 
13.2 Cellen in het zenuwstelsel

13.3 Impulsgeleiding (hoe gaan signalen door een zenuwcel)
13.4 Impulsoverdracht tussen neuronen
13.5 Autonoom zenuwstelsel (onbewuste deel van het zenuwstelsel)

Slide 2 - Slide

Belangrijke concepten 13.1
- Centraal en perifere zenuwstelsel
- Cellichamen van neuronen vormen in CZS de grijze stof, myeline om de uitlopers vormt de witte stof: bron 1
- De bloed-hersenbarrière houdt stoffen tegen: bron 2
- Sensorische en motorische centra in hersenschors
   o Primair sensorisch: informatie vanuit zintuigen
   o Secundair sensorisch: interpreteert, vergelijkt en slaat informatie op die binnenkomt vanuit           zintuigen
   o Primair motorisch: levert informatie voor spieren
   o Secundair motorisch: coördinatie van de spieren

Slide 3 - Slide

Belangrijke concepten 13.1
- Kleine hersenen coördineren alle bewegingen  bron 3 en 4
- Thalamus selecteert de prikkels naar de hersenschors
- Hypothalamus regelt homeostase
- Reflexen in het gebied van het hoofd gaan via de hersenstam en de hersenzenuwen. Reflexen in de romp en ledenmaten gaan via het ruggenmerg en de ruggenmergzenuwen.  bron 5 en 6

Slide 4 - Slide

Belangrijke concepten 13.2
- Neuronen bestaan uit (bron 7)
    o Cellichaam
    o Dendrieten : ontvangen impulsen van andere neuronen of zintuigen
    o Axonen : geleiden impulsen weg van het lichaam
- Sensorische neuronen (bron 8)
    o Vervoeren impulsen van zintuigen naar CZS
- Schakelneuronen
    o Ontvangen impulsen van sensorische of andere schakelneuronen

Slide 5 - Slide

Belangrijke concepten 13.2
- Motorische neuronen
    o Geven impulsen af aan spieren of klieren
- Zenuwen zijn opgebouwd uit bundels uitlopers van sensorische en motorische neuronen (bron 9)
- Buiten neuronen bevat het zenuwstelsel ook gliacellen. Sommige van deze cellen vormen myelineschedes om axonen (bron 10)

Slide 6 - Slide

Inhoud hoofdstuk
13.1 Bouw centraal zenuwstelsel (onderdelen hersenen) 
13.2 Cellen in het zenuwstelsel

13.3 Impulsgeleiding (hoe gaan signalen door een zenuwcel)

13.4 Impulsoverdracht tussen neuronen
13.5 Autonoom zenuwstelsel (onbewuste deel van het zenuwstelsel)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

13.3 impulsgeleiding
Je leert hoe neuronen signalen verwerken en hoe ze impulsen geleiden

Slide 9 - Slide

Impulsen
Een impuls is een soort elektrische stroom door een zenuwcel.
Een impuls is een tijdelijke wijziging van het potentiaalverschil (ladingverschil) tussen de buitenkant en de binnenkant van de zenuwcel. 
Hij begint ergens (dendriet of cellichaam) en verspreidt zich over het hele membraan van de zenuwcel richting de uiteinden van het axon.


Slide 10 - Slide

Rustpotentiaal
Bij een zenuwcel in rust is het
verschil in lading tussen de
buitenkant van de cel en de
binnenkant -70mV.
De binnenkant van de cel is 
negatief geladen ten opzichte
van de buitenkant.



Slide 11 - Slide

Rustpotentiaal - Na+-K+-pomp
BINAS 88E
Continu worden 3 
Nanaar buiten en
2 K+naar binnen 
gepompt. 
Kost energie. 

Slide 12 - Slide

Na+ en K+ poorten
Het potentiaalverschil van -70 mV (rustpotentiaal) wijzigt bij een prikkel door het openen en sluiten van Na+ en K+ poorten.
Als de prikkel sterk genoeg is ontstaat een actiepotentiaal.

Slide 13 - Slide

Na+ poorten
Na+ poorten kunnen openen als gevolg van:
een chemische prikkel (neurotransmitter bij een zintuig/ in een synaps tussen twee zenuwcellen)
een elektrische prikkel (poorten ernaast gaan open)
een mechanische prikkel (tastzintuig)

Slide 14 - Slide

Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 15 - Slide

1 Rustfase

Slide 16 - Slide

2 Prikkel -> depolarisatie
Prikkel zwak:
kleine depolarisatie en herstel naar rustpotentiaal

Slide 17 - Slide

2 Drempelwaarde
Prikkel sterk genoeg:
Membraanpotentiaal naar -50mV: 
actiepotentiaal

Slide 18 - Slide

3 Actiepotentiaal
Alle Na+ poorten gaan open, cascade

Slide 19 - Slide

4 Repolarisatie
Bij 30 mV sluiten de Na+ poorten en openen de K+ poorten

Slide 20 - Slide

5 Hyperpolarisatie
K+ poorten reageren iets te traag bij bereiken rustpotentiaal

Slide 21 - Slide

Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 22 - Slide

Impulsrichting
Doordat volgende Na+ poorten openen als gevolg van de actiepotentiaal in de buurt 'loopt' de actiepotentiaal over het hele neuron. Van dendriet naar het uiteinde van alle axonen.

Slide 23 - Slide

Impuls

Slide 24 - Slide

Impulsrichting
Vanaf de depolarisatie is er een periode dat het neuron ongevoelig is voor nieuwe prikkels (refractaire periode), de Na+poorten kunnen ze even niet meer opnieuw geopend worden.

Deze periode is lang genoeg om te voorkomen dat de impuls ook weer terug gaat. De impuls gaat dus altijd maar één kant op.

Slide 25 - Slide

Sprongsgewijze impulsgeleiding

Slide 26 - Slide

Sprongsgewijze impulsgeleiding
De isolatie van de zenuwcellen zorgt ervoor dat de impuls grote sprongen maakt over de celmembraan van ongeïsoleerd deel naar ongeïsoleerd deel (van insnoering van Ranvier naar insnoering van Ranvier). 

Sprongsgewijze impulsgeleiding gaat erg snel.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Impulsgeleiding
Fysiek geheugen steuntje

Slide 29 - Slide

De impulswave
Rustpotentiaal: handen gestrekt langs lichaam
Drempelwaarde: navelhoogte
Depolarisatie: Handen boven hoofd uitgestrekt
Repolarisatie: Handen zakken naar beneden
Hyperpolarisatie: Even door de knieën zakken en weer terug naar start positie

Slide 30 - Slide

Doel 13.3
Ik kan na deze les:
• beschrijven wat de begrippen rustpotentiaal, drempelwaarde,
actiepotentiaal, en de-, re- en hyperpolarisatie betekenen;
• uitleggen dat hyperpolarisatie tot eenrichtingsverkeer leidt;
• uitleggen dat de cellen van Schwann (de myelineschede) voor
een snellere impulsgeleiding zorgen;
• uitleggen dat de grafiek van een actiepotentiaal een weergave is
van een meting op één punt van een uitloper.

Slide 31 - Slide

Begrippen 13.3
membraanpotentiaal. rustpotentiaal, Na+-Ka+-pomp, ionpoorten, chemische prikkel, elektrische prikkel, actiepotentiaal, cascade-effect, prikkeldrempel, depolarisatie, repolarisatie, hyperpolarisatie, absoluut refractaire periode, alles-of-nietsprincipe

Slide 32 - Slide