3B SE1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

3B1

Nederlands

Voorbereiding SE1

Inhoud van het SE

Lezen

- 2 teksten met vragen (12 vragen in totaal)

Grammatica & Spelling

- vaste voorzetsels

- goede persoonsvorm (congruentie)

- zinsontleden

- werkwoordspelling

Schrijven

- verwijswoorden

- schrijven zakelijke e-mail

Noem één van
de tekstdoelen

De hoofdzaak van een alinea staat meestal in de ........ zin.

Waar of niet waar?
Een schrijver kan alleen zijn eigen mening geven in een tekst.

1. WAAR
2. NIET WAAR

Het nieuwe onderwerpje wat er bij een alinea begint noemen we het .....

Wat is het tekstverband?
Het ging mis, dus we moeten een ander plan bedenken.

1. reden
2. tegenstelling
3. conclusie
4. voorbeeld

Wat is het tekstverband?
Omdat ik goed geleerd heb, heb ik een voldoende.

1. conclusie
2. voorbeeld
3. tegenstelling
4. reden

Waar of niet waar?
De inleiding van een tekst kan verschillende functies hebben.

1. WAAR
2. NIET WAAR

Wat is het tekstverband?
Ik had gepland te gaan leren, maar toch heb ik gegamet.

1. voorbeeld
2. tegenstelling
3. reden
4. conclusie

Wat is het tekstverband?
Ik heb verschillende SE's, zoals wiskunde en Engels.

1. voorbeeld
2. tegenstelling
3. conclusie
4. reden

Wat is het signaalwoord?
Ik ga goed leren, want ik wil geen onvoldoendes halen.

Wat is het signaalwoord?
Ik doe graag aan sport, bijvoorbeeld fitness.

Wat is het signaalwoord?
Ik ben op tijd opgestaan, toch was ik te laat op school.

Een zin die de hele tekst samenvat noemen we de ...... van de tekst.

Welk vast voorzetsel?
Ik het interesse ..... deze opleiding.

Welk vast voorzetsel?
Ik kijk uit ..... de kerstvakantie.

Welk vast voorzetsel?
Ben jij ook zo geschrokken .... dat nieuws?

Welk zinsdeel zoek je altijd als laatste?

1. O
2. WG
3. LV
4. BWB

Goed of fout?
De brandweer zorgden dat het vuur snel geblust werd.

1. GOED
2. FOUT

Verbeter de persoonsvorm.
Mijn broer en ik fietste naar huis.

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Gisteren kocht ik een broodje.

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Gelukkig had ik geld meegenomen.

Waar of niet waar?
Elke zin heeft een werkwoordelijk gezegde.

1. WAAR
2. NIET WAAR

Goed of fout?
Vindt jij werkwoordspelling moeilijk?

1. GOED
2. FOUT

Goed of fout?
Het gebeurt vaak dat hij te laat komt.

1. GOED
2. FOUT

GOED of FOUT?
De wonden bloedde heel erg.

1. goed
2. fout

Hij is naar Amsterdam ..... (verhuizen).

Ik heb je nog ...... (waarschuwen).

Wanneer heb je voor het laatst ..... (werken).

De jongen ..... daar loopt heet Tom.

Het koekje ........ daar ligt ga ik zo opeten.

Ik heb heel lang zitten leren voor mijn SE's, ....... erg zwaar was.

De aanhef van een
zakelijke e-mail begint met het woord

De slotgroet van je zakelijke
e-mail is ....

Een zakelijke e-mail
heeft altijd minimaal ..... alinea's.