Quiz medicatie

Wat is de stofnaam van dit medicijn? 55
A
Nexium
B
Nexium control
C
Esomeprazol
D
maagsapresistente tabletten
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
VerzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de stofnaam van dit medicijn? 55
A
Nexium
B
Nexium control
C
Esomeprazol
D
maagsapresistente tabletten

Slide 1 - Quiz

Medicatie die de oorzaak van een ziekte aanpakken hebben een
A
Profylactische werking
B
Causale werking
C
placebo werking
D
symptomatische werking

Slide 2 - Quiz

Wat is het verschil tussen aanreiken van medicatie en toedienen van medicatie
A
bij aanreiken teken je niet af
B
bij het toedienen teken je niet af
C
bij aanreiken neemt zorgvrager het medicijn zelf in
D
bij toedienen neemt zorgvrager medicijn zelf in

Slide 3 - Quiz

Waaruit bestaat de regel van vijf bij het toedienen van medicijnen?

Slide 4 - Open question

Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Focaal en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Focaal en gegeneraliseerde epilepsie.

Slide 5 - Quiz

Via de mond
Onder de huid
In een spier
In een ader
Subcutaan
Intraveneus
Oraal
Intramusculair

Slide 6 - Drag question

Een cliënt weigert steeds zijn medicijnen. Mag je de medicijnen verstoppen in bijvoorbeeld de vla?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Het sublinguaal toedienen van een medicijn betekent dat het medicijn:
A
Via het rectum wordt toegediend
B
Onder de tong wordt toegediend
C
Via een injectie wordt toegediend
D
Via de huid wordt toegediend

Slide 8 - Quiz

Wat is cumulatie bij medicatie?
A
Je hebt meer nodig voor het zelfde effect
B
Ophoping van de medicatie
C
Je kan niet meer zonder het medicijn
D
je krijgt last van een vreemde werking

Slide 9 - Quiz

medicatie die over is
A
mag weggegooid bij het GFT
B
mag terug naar de apotheek
C
beide bovenstaande
D
geen van bovenstaande

Slide 10 - Quiz

opname van het medicijn in de bloedbaan en eindigt met het uitscheiding van het medicijn noemen we
A
farmacokinetiek
B
farmacotherapie
C
farmacologie
D
Farmacodynamie

Slide 11 - Quiz

bekwaam maakt wel bevoegd maar bevoegd maakt niet altijd bekwaam
A
Eens
B
Oneens

Slide 12 - Quiz

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Smelttablet
D
Capsule

Slide 13 - Quiz

Hoeveel eenheden insuline spuiten we weg voor het gebruik van een insulinepen?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 14 - Quiz

Bij hyperglycemie van de diabetes client
A
geef je suiker
B
geef je insuline
C
bel je 112
D
leg je de client in een stabiele zijligging

Slide 15 - Quiz

Wat is dus insuline?
A
Regelt de glucosestofwisseling
B
Regelt de bloedglucosewaarde
C
Brandstof voor het leveren van energie
D
Een stofje uit voeding; bv. uit banaan

Slide 16 - Quiz