Fictie analyse M3

Programma:
Programma:

  • Kennen en kunnen PW Lezen HS 1 tm 4
  • Opdracht Lezen HS 4 
  • Bespreken ingevulde schema met je groepje
  • Werken aan presentatie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma:
Programma:

  • Kennen en kunnen PW Lezen HS 1 tm 4
  • Opdracht Lezen HS 4 
  • Bespreken ingevulde schema met je groepje
  • Werken aan presentatie

Slide 1 - Slide

Lezen HS 1 tm 4
Toetsstof PW Lezen - Lessonup

Slide 2 - Slide

Lezen HS 1 tm 4
Wat: Oefenen voor PW Lezen - Digitale boek -  Klik op: Start - Klik op: Planning - Voorbereiden PW - Kies 1 opdracht.
Hoe:  Zelfstandig
Nodig: iPad, digitale boek
Geluid: Stilte
Hulp: Docent
Tijd: 15 min 
Klaar: Maak nog een opdracht uit de planning.

Slide 3 - Slide

Fictie analyse - kort verhaal
Lesdoel:
Je kunt een kort verhaal lezen en analyseren op bepaalde aspecten

* Personages
* Perspectief
* Tijd
* Ruimte
* Titelverklaring
* Thema
* Motieven

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen:
In twee- of drietallen kies je een van de korte verhalen die klaarstaan in Magister.

1) Je gaat dit verhaal volgende les gezamenlijk lezen en hierop het schema invullen en in gesprek met elkaar. (Deel A van de eindopdracht)

2) Hierna analyseer je het verhaal aan de hand van de literaire begrippen die we vandaag hebben behandeld. 

3) Je maakt een Powerpoint en presenteert dit voor een cijfer. 

Slide 5 - Slide

Wat heb je al gedaan:
1)  Kort verhaal gekozen en zelfstandig gelezen.

2) Schema ingevuld (leuk, niet leuk, bijzonder/raadselachtig en symbolen)



Slide 6 - Slide

Wat ga je zo doen (15 min)
1)  Met je groepje bij elkaar zitten.

2) Pak je ingevulde schema erbij.

3) Ga met elkaar in gesprek over het verhaal. 

4) Je vult gezamenlijk een nieuw schema in, tijdens het gesprek. Gebruik hiervoor steekwoorden. Er is geen goed of fout. Probeer minimaal 3 dingen per kolom op te schrijven.

5) Docent loopt rond, luistert en stelt vragen.



Slide 7 - Slide

Praten over verhalen
Je gaat nu in gesprek met elkaar over het verhaal.
De bedoeling is dat je actief meedoet aan het gesprek.
Onthoud: Er is geen goed of fout.

Dit gesprek telt mee voor je beoordeling.
timer
15:00

Slide 8 - Slide

Praten over verhalen
Hoe ging het?

Slide 9 - Slide

Verhaalanalyse
  • Je kunt een verhaal op meerdere manieren lezen.
  • Belevend lezen, herkennend lezen, maar ook analyserend lezen.
  • Door een verhaal te analyseren, ga je het nog beter begrijpen.
  • In mavo 4 is het de bedoeling dat je minimaal 3 boeken leest voor je mondeling. Hierbij krijg je vragen op alle niveaus over de boeken die je hebt gelezen.
  • Voor je presentatie lees je in twee- of drietallen een kortverhaal en analyseer je dit. Je bevindingen presenteer je. 

Slide 10 - Slide

Personages
- Over wie gaat dit verhaal?
- Wat kom je over hen te weten?
- Wie is de hoofdpersoon?
Wie zijn de bijpersonen?

Slide 11 - Slide

Personages:
Wat personages voor figuren zijn, lees je door wat er over hen gezegd wordt (door de verteller en andere personages) en wat ze over zichzelf (en andere personages) zeggen en denken. 

De hoofdpersoon = Degene over wie het verhaal gaat. Wiens ervaringen beleef je / lees je?
Bijpersonen = Hebben wel een rol in het verhaal, maar ontwikkelen niet. 

Slide 12 - Slide

Perspectief
Ik-verteller:
Het verhaal wordt verteld vanuit een 'ik', soms kom je zelfs niet achter de naam van deze persoon. De 'ik'-persoon vertelt vanuit zijn eigen ervaringen, gedachten en gevoelens.

Hij/zij-verteller:
Het verhaal wordt verteld door iemand die alles vertelt over een ander persoon, een hij of zij. Je leest alleen over de  ervaringen, gedachten en gevoelens van deze hij / zij en niet dat van andere personages in het verhaal.

Alwetende verteller:
De verteller weet alles van alle personages, het is alsof deze verteller op de schouder en in het hoofd van alle personen uit het boek zit want hij weet alle gebeurtenissen, ervaringen, gedachten en gevoelens van iedereen. 

Slide 13 - Slide

Ruimte
Op welke plekken speelt het verhaal zich af?
Wat roepen die plekken voor sfeer op?
Wat doet dat voor het verhaal?

Slide 14 - Slide

Ruimte: functioneel/ symbolisch?
In de beschrijving van ruimte kan een schrijver er meer mee bedoelen dan 'gewoon de plek waar iets gebeurt'. Dan heeft die plaats een symbolische lading. Ook kan de ruimte voor een sfeer zorgen.

Denk maar aan een donker bos bij een sprookje. Wat voor gevoel roept dat op?

Slide 15 - Slide

Perspectief
  • Wie vertelt het verhaal?
  • Weet deze persoon alles?

Slide 16 - Slide

Tijd
In welke tijd speelt het verhaal zich af?
Wordt het chronologisch verteld of zijn er tijdssprongen? 

Slide 17 - Slide

Tijd 1
Historische tijd: aan objecten en tijdsaanduidingen herken je een vroegere (historische tijd)

Denk maar aan:
Als er sms-jes worden verstuurd...
Als er een telefooncel wordt gebruikt om te bellen...
Als de hoofdpersoon op zaterdagochtend naar school gaat...

Slide 18 - Slide

Tijdverloop: 
Chronologisch:
Het verhaal wordt van A tot Z verteld zoals de gebeurtenissen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

A-chronologisch:
Door middel van Flashbacks of flashforwards vertelt de schrijver het verhaal niet zoals de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, maar in een andere volgorde. 

Slide 19 - Slide

Titelverklaring
Waarom zou het verhaal zo heten?
Geeft de titel een hint naar wat er in het verhaal gebeurt?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Thema en motieven
Wat is het thema van dit verhaal? Waar gaat het nu eigenlijk echt over?


Zijn er symbolen of terugkerende elementen die daarop wijzen?

Slide 23 - Slide

Thema
  • Onderliggende gedachte die als rode draad door het verhaal loopt; wat komt in grote lijn in het verhaal naar voren?
  • Wat haal je uit het verhaal?
  • Waar gaat het verhaal over?

Het thema kun je formuleren in een woord of een zin.

Slide 24 - Slide

Zo bepaal je het thema van een boek
  • Stel het onderwerp vast.
  • Bekijk de titel en het omslag.
  • Lees het motto (als dat er is).
  • Kijk welke aspecten van het onderwerp herhaald worden; dit noem je de motieven.
  • Lees nogmaals de afloop van het verhaal. 

Slide 25 - Slide

Motieven
  • Situaties, sfeer, gebeurtenissen of objecten die steeds terugkeren in het verhaal.
  • Maken het thema duidelijk 

Slide 26 - Slide

Je kunt nu:
De verschillende aspecten uit het verhaal toelichten:

-Personages+karakter
-Perspectief
-Tijd
-Ruimte+sfeer
-Thema & Motieven
- Titelverklaring

Zorg dat je voorbeelden uit de tekst kunt noemen!

Slide 27 - Slide

Analyse: literaire begrippen
Ga nu aan de slag met de literaire begrippen die je vorige week hebt geleerd. Analyseer je verhaal aan de hand van deze begrippen. 

Slide 28 - Slide

Volgende week:
Gaan we verder oefenen met Lezen HS 1 tm 4
Morgen geen les!


In de week van 10-14 juni zijn de presentaties.

Slide 29 - Slide