Participatie - Les 3

Vak: Participatie
Semester: 3
Lesweek: 3
1 / 33
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Vak: Participatie
Semester: 3
Lesweek: 3

Slide 1 - Slide

Licentie check 
Iedereen dient een licentie te hebben van ThiemeMeulenhoff. Daarnaast heb je ook een werkende laptop met oplader. Zonder deze onderwijsmiddelen kan je mijn lessen niet deelnemen. Je wordt uit de les uitgestuurd en in die tijd mag je de onderwijsmiddelen regelen. Als het geregeld is, mag je de les weer in. Of je hebt een rode kaart die getekend is door de coördinator.

Slide 2 - Slide

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerder malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de (online) les ,zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan.
Bij te laat komen van de (online) les, is het jouw verantwoordelijkheid om aan het einde van de (online) les aan te geven bij de docent dat je aanwezig bent. 

Slide 3 - Slide

Doel van de les
  1. De student kan omschrijven wat een participatie maatschappij is.
  2. Aan het eind van de les kan de volgende begrippen in jouw eigen woorden uitleggen:
  • Dagbesteding
  • Participatie
  • Emancipatie




Slide 4 - Slide

Programma 
  • Korte terugblik vorige les
  • Theorie - Participatie
  • Opdracht - Begrippen bestuderen, filmpje met vragen (huiswerk)
  • Evalueren op proces en product




Slide 5 - Slide

Dagbesteding
is een doelgerichte, zo veel mogelijk zingevende gestructureerde invulling van activiteiten om de tijd die je tot je beschikking hebt te besteden?




                                Theoretische gedeelte

Slide 6 - Slide

Dagbesteding
is een doelgerichte, zo veel mogelijk zingevende gestructureerde invulling van activiteiten om de tijd die je tot je beschikking hebt te besteden?

Slide 7 - Slide

Korte terugblik vorige les
Vak duurt 20 weken, 2 lesuren per week en wordt afgetoetst met een digitale kennistoets. Deze moet je met minimaal een 5.5 behalen voor een voldoende.

Planning: zie lesplanner op Teams

In semester 3 & 4 van leerjaar 2 zal je de volgende bpv oefenopdrachten maken:
  • P6-K1-W3 Ondersteunt de cliënt bij maatschappelijke participatie -> PBSD
  • P2-K1-W3 Ondersteunt de cliënt gericht op zelfmanagement en/of maatschappelijke participatie--> BSD

Slide 8 - Slide

Dagbesteding
Is een doelgerichte, zo veel mogelijk zingevende gestructureerde invulling van activiteiten om de tijd die je tot je beschikking hebt te besteden.

Slide 9 - Slide

Waarom dagbesteding?
Zonder dagbesteding is het voor de cliënt lastig om te participeren. Er is geen invulling van de dag en zingeving.

Slide 10 - Slide

Vier aspecten van dagbesteding
  1. De persoon die aan de dagbesteding meedoet;
  2. De aard van de dagbesteding zelf;
  3. De omgeving waarin de dagbesteding plaatsvindt;
  4. De waarde van dagbesteding.

Slide 11 - Slide

Wat kan je de cliënt aanleren?
  • Gedrag;
  • Zingeving;
  • Competenties;
  • Werken;
  • Vrije tijd;
  • Scholing.

Slide 12 - Slide

Wat is participatie?

Slide 13 - Open question

Wat is participatie
Is het als volwaardig burger kunnen deelnemen aan wat er in de samenleving gebeurt. 

Slide 14 - Slide

Het indelen van participatie
  • Participatie breed en smal;
  • Actieve en passieve participatie;
  • Participatie afgebakend naar domein;
  • Indeling naar doel en mate van interactie.

Slide 15 - Slide

Participatie breed en smal
  • Bij een brede opvatting gaat het om het meedoen aan het maatschappelijke verkeer in al zijn facetten en ook andere vormen van betrokkenheid, zoals op de hoogte blijven van nieuws en actualiteit.
  • Bij een smalle opvatting  draait het om deelname aan een bepaalde activiteit.

Kun je nog meer voorbeelden noemen ?

Slide 16 - Slide

Actieve en passieve participatie
Het verschil tussen actieve en passieve participatie is de inzet die het vraagt van de deelnemer.

Slide 17 - Slide

Iemand die lid is van een bijv. een natuurorganisatie doet aan...
A
Passieve participatie
B
Actieve participatie

Slide 18 - Quiz

Participatie afgebakend naar domein
  1. Eigen inkomen; betaald werk of uitkering.
  2. Zelfstandig functioneren; denk aan adl, hdl, financiën.
  3. Opdoen van vaardigheden; een bepaalde taak of activiteit waar iemand erg goed in is. 
  4. Sociale contacten; contacten met familie, vrienden, kennissen (kortom, in contact zijn met anderen)
  5. Maatschappelijke bijdragen; etentje organiseren in de wijk, spullen weggeven, het ondersteunen van een buurvrouw.
  6. Maatschappelijk deelnemen; dagbesteding, deelnemen aan activiteiten in een ontmoetingscentrum

Slide 19 - Slide

Indeling naar doel mate en interactie
  • Wat is het doel van de activiteit?
  • Wat is de verwachte reactie?
  • Waar in het participatieladder ligt de nadruk?

Slide 20 - Slide

Participatie is belangrijk op de leefgebieden

  • Scholing: ieder het recht heeft zich te ontplooien, zich te leren te ontwikkelen. Je kunt hier spreken van ontwikkelingsgerichte activiteiten.
  • Vrije tijd: ieder het recht heeft om zicht te ontspannen, om zich verbonden te voelen, om te leven en beleven. Je kunt hier spreken van belevingsgerichte activiteiten.
  • Werk: ieder het recht heeft op waardering voor zijn prestaties en de verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan zijn eigen (economische) bestaan.

Slide 21 - Slide

Ontwikkelingsgerichte activiteiten sluiten goed aan op het gebied van;
A
Scholing
B
Vrije tijd
C
Werk
D
Sport

Slide 22 - Quiz

Belevingsgerichte activiteiten sluiten goed aan op het gebied van
A
Vrije tijd
B
Ontplooien
C
Waardering
D
Deelname

Slide 23 - Quiz

Participatieladder
Geeft houvast en kaders om doelen en activiteiten op in te richten

Slide 24 - Slide

Benoem de 6 treden van het participatieladder

Slide 25 - Mind map

Wat is Emancipatie?
A
Opkomen voor jezelf
B
Opkomen voor anderen die kwestbaar zijn
C
Nee durven zeggen
D
Deelnemen

Slide 26 - Quiz

Vijf belangrijke aandachtspunten in het proces van emancipatie
  1. Gelijkwaardigheid: belangrijk hierbij zijn wederzijdse communicatie.
  2. Keuzevrijheid: je mag zelf bepalen wat je kiest, maar dit gaat in overleg met betrokkenen.
  3. Ondersteuning: hierbij ga je uit van het principe van flexibiliteit en vraaggericht werken.
  4. Sociale (ondersteuning) netwerken: rekening houden met de ervaringsdeskundigheid van de omgeving is erg belangrijk.
  5. Respectvolle bejegening deze grondhouding is een voorwaarde voor een emancipatorisch gericht benadering.

Slide 27 - Slide

Wat betekent sociale inclusie?
A
Sociale inclusie betekent de insluiting van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten.
B
Het betekent dat de maatschappij zich aanpast, zodat groepen in een achterstandssituatie kunnen meedoen in een reguliere leven

Slide 28 - Quiz

Beantwoord de vragen over het filmpje 
1. Wat houdt de Participatiewet in?

2. Vind jij dat iedereen recht heeft op een uitkering die een beperking hebben, waarom wel/waarom niet? 
3. In de docu kreeg Mari de vraag of hij bereid is om ander werk te accepteren dan zijn eerst voorkeur. Wat zou jij antwoorden als jij in dezelfde situatie als Mari staat? Beargumenteer je antwoord.
                                                                                    
Huiswerk

Slide 29 - Slide

Beantwoord de vragen over het filmpje 
1. Wat houdt de Participatiewet in?

2. Vindt jij dat iedereen recht heeft op een uitkering die een beperking heeft, waarom wel/waarom niet? 
3. In de documentaire kreeg Mari de vraag of hij bereid was om een ander soort werk te accepteren dan zijn eerste voorkeur. Wat zou jij antwoorden als jij in dezelfde situatie als Mari zat? Beargumenteer je antwoord.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Begrippen bestuderen
  • (Re-) integratie
  • Separatie
  • Normalisatie
  • Rehabilitatie
  • Resocialisatie
  • Inclusie
  • ICF 






Slide 32 - Slide

Evalueren op proces



'Ik heb de structuur van de les als prettig en duidelijk ervaren'
Evalueren op product 

 'Ik kan uitleggen wat een participatie maatschappij is'

'Ik kan de volgende begrippen uitleggen: 
  • Dagbesteding
  • Participatie
  • Emancipatie


Slide 33 - Slide