This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Kerntaak 3
Samenvatting
Slide 1 - Slide
Sleep de naam naar het juiste verpakkingsmiddel.
Octabin
IBC
Jerrycan
Gasfles
Zak
Baal
Vaten
Kist
Slide 2 - Drag question
Deze manier van opstapelen noem je:
A
In pleisters stapelen
B
Koud stapelen
C
In verband stapelen
D
Warm stapelen
Slide 3 - Quiz
De transporteur vervoert voor jou de producten vanuit het magazijn naar de klant. Dit valt onder:
A
Interne expeditie
B
Externe expeditie
Slide 4 - Quiz
Welk soort verpakkingsmiddel zien wij hier?
A
Kratten
B
CC-container
C
FIBC
D
Octabin
Slide 5 - Quiz
Assembleren is het samenvoegen / monteren van verschillende onderdelen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Wat is een voorbeeld van VAL? (Value added logistics)
A
Track & Trace
B
Verpakken
C
Kapotte knieën
D
Customer service
Slide 7 - Quiz
Hier zien wij een stapelbak. Dit is een:
A
Eenmalige verpakking
B
Consumentenverpakking
C
Meermalige verpakking
D
Geen verpakking
Slide 8 - Quiz
Voor welke goederen gebruik jij welke verpakking?
Maak de juiste combinaties.
1 kuub zand
5 Liter benzine
Bulkgoederen
Gasfles
Machineonderdelen
Gas
Big bag
Octabin
Jerrycan
Kisten
Slide 9 - Drag question
Welke manier van verpakken zie je hier?
A
Krimpverpakking
B
Rekverpakking
C
Omsnoeren
Slide 10 - Quiz
Je controleert elke 10e order en kijkt of deze klopt. Is dit willekeurig of gericht steekproefsgewijs controleren?
A
Willekeurig Steekproefsgewijs
B
Gericht
Steekproefsgewijs
Slide 11 - Quiz
Je gaat een vrachtwagen laden. De route is als volgt: Apeldoorn → Deventer → Zutphen → Arnhem → Ede Met welk adres begin je te laden?
A
Ede
B
Apeldoorn
C
Zutphen
D
Deventer.
Slide 12 - Quiz
De rijroute van de chauffeur is als volgt:
Apeldoorn → Deventer → Zutphen → Arnhem → Ede
Zet de volgende leveringen in de juiste laadvolgorde.
1.
2.
3.
4.
5.
Een bankstel in Zutphen
Een Kast in Deventer
Eetkamerstoelen in Ede
Een dressoir in Apeldoorn
Een Bed in Arnhem
Slide 13 - Drag question
Wat is GEEN (!) voorbeeld van reverse logistics:
A
Lege rolcontainers terugsturen naar de leverancier.
B
Retour sturen van verkeerd geleverde artikelen.
C
Het magazijn ontvangt een artikel van een klant die gerepareerd moet worden.
D
Je hebt 1 bestelling te weinig ontvangen, de leverancier neemt het de volgende keer mee.
Slide 14 - Quiz
Dit zijn:
A
Behandelinsetiketten
B
Gevaarsymbolen
C
Brandbestrijding borden
D
Verbodsborden
Slide 15 - Quiz
Dit behandelingsetiket betekent:
A
Wijnglazen
B
Avondje zoep'n
C
Breekbaar
D
Deze kant boven
Slide 16 - Quiz
Wat is niet waar:
A
Een container beschermt goederen tegen diefstal.
B
Een container is makkelijk te laden en te lossen.
C
Een container is geschikt voor alle goederen.
D
Een container is weerbestendig.
Slide 17 - Quiz
Hoe noem je een container speciaal voor de luchtvracht?
A
Iglo
B
Vissticks
C
Baggy
D
Trousers
Slide 18 - Quiz
Dit zijn:
A
Kabels
B
Touwen
C
Omsnoeren
D
Spanbanden
Slide 19 - Quiz
Welke spanband is langer?
A
Beide even lang
B
Links
C
Rechts
D
Staat er niet op
Slide 20 - Quiz
Welke spanband mag meer KG omsnoeren?
A
Links
B
Rechts
C
Beide 7%
D
Beide 5000 KG
Slide 21 - Quiz
Deze noem je:
A
Wielklemmen
B
Drempels
C
Klemstangen
D
Keggen
Slide 22 - Quiz
Olie en gas worden vooral vervoert ...
A
Per Spoor
B
Via Binnenvaart
C
Door de lucht
D
per pijplijn
Slide 23 - Quiz
Een vracht vervoeren van Nederland naar Spanje is Intercontinentaal transport
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Je sluit een contract af met een transportbedrijf voor één zending. Dit is:
A
Eigen vervoer
B
Intermodaal vervoer
C
Vervoer door derden
D
Contractvervoer
Slide 25 - Quiz
Een zeecontainer wordt van een vrachtschip op een vrachtwagen gezet.
Dit is een voorbeeld van; Intermodaal vervoer
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
Maak de juiste combinaties van transportmodaliteit en vrachtbrief.
Binnenvaart internatio
Zeevervoer
Multimodaal transport
Spoorvervoer
Luchtvervoer
CIM-vrachtbrief
CMR-vrachtbrief
combined bill of lading
Bill of lading
Airwaybill
Slide 27 - Drag question
Als je voor het voervoer van goederen meerdere transportmiddelen gebruikt, spreek je van multimodaal vervoer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Wat is een nadeel van transport over de weg?
A
Een vrachtwagen heeft Deur-tot-deurbereik
B
Een vrachtwagen is afhankelijk van dienstregelingen
C
De kosten bij lange afstanden zijn hoger dan voervoer per scheepsvaart of per spoor
D
Vrachtwagens kunnen geen grote goederen vervoeren
Slide 29 - Quiz
Routing is de route die de magazijnmedewerker door het magazijn aflegt.
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 30 - Quiz
Verzamelnaam voor vervoer met een bepaald transportmiddel (vervoerwijze), zoals wegvervoer, luchtvaart, binnenvaart, zeevaart, spoorvervoer en pijpleidingvervoer.