3.2 en 3.3 Hofstelsel en feodalisme

Leerdoelen tijdvak 3
Je kunt uitleggen:
  • wat het hofstelsel inhoudt 
  • wat het feodale stelsel inhoudt 
  • hoe het christendom en de islam zich verspreidden door Europa 

Je leert:
  • hoe je moet werken met bronnen
  • hoe je de Kenmerkende Aspecten moet toepassen 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 26 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Leerdoelen tijdvak 3
Je kunt uitleggen:
  • wat het hofstelsel inhoudt 
  • wat het feodale stelsel inhoudt 
  • hoe het christendom en de islam zich verspreidden door Europa 

Je leert:
  • hoe je moet werken met bronnen
  • hoe je de Kenmerkende Aspecten moet toepassen 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De vernietiging van een Rijk door Thomas Cole (1801-1841) 




Slide 3 - Slide


Het West-Romeinse Rijk valt
476




De Amerikaanse schilder Thomas Cole maakte tussen 1833-1836 een serie schilderijen over een niet-bestaand rijk, dat erg lijkt op het Romeinse Rijk (maar het niet is!).
Dit schilderij is het vierde deel van de serie heet Destruction, en lijkt op de inval van Rome door de Vandalen. 
Een dreigende lucht met donkere wolken.
Een gebroken schild
Van een standbeeld ontbreekt het hoofd
Een vrouw wordt in het water gegooid
Een noodbrug die op instorten staat
Een vernielde brug.
Een paleis staat in brand: je ziet de vlammen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

De Middeleeuwen 
Tijdvak 3 en 4 staan ook wel bekend als de Middeleeuwen, omdat
  • Deze periode tussen twee 'beschaafde' perioden invalt: Het Romeinse Rijk en de Renaissance (tijdvak 5) 
  • De term is rond 1600 bedacht om de overgang naar hun 'nieuwe, mooie en beschaafde' periode te karakteriseren. 
  • Tijdvak 3: De Vroege Middeleeuwen (500-1000)
  • Tijdvak 4: De Late Middeleeuwen (1000-1500)
  • De vraag is: was deze periode zo 'barbaars' en onbelangrijk als later werd gedacht? 

Slide 6 - Slide

Opdracht (15 min.)
De klas wordt in drieën verdeeld: links, midden en rechts. 
  1. Links: brengt in tweetallen in kaart wat de economische situatie (wat zijn de middelen van bestaan) en de sociale situatie (hoe zijn de verhoudingen in de bevolking) aan het eind van de Romeinse tijd in Europa. 
  2. Het midden: brengt in tweetallen in kaart wat de politieke situatie (hoe was de macht verdeeld) was aan het eind van de Romeinse tijd in Europa. 
  3. Rechts: brengt in tweetallen in kaart wat de culturele situatie (wat waren de gewoonten, gebruiken en geloven van mensen) was aan het eind van de Romeinse Tijd in Europa. 
  • Hiervoor gebruiken jullie respectievelijk paragraaf 3.2 (hofstelsel en horigheid), 3.3 (het feodale stelsel) en 3.4 (christendom in Europa) 
timer
15:00

Slide 7 - Slide

Maken (oude boek) 
Introductieopdrachten (blz 29)
Opdracht 3, 5, 8 

Slide 8 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je:
  • uitleggen hoe in West-Europa een landbouwsamenleving in plaats kwam van de landbouwstedelijke samenleving en
  • uitleggen wat de horigheid inhoudt

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Horigheid
Aan het eind van het RR mochten boeren hun land niet meer verlaten
  • Met de val van het Romeinse Rijk nam onveiligheid toe, dus ...
  • Boeren krijgen bescherming bij de grootgrondbezitters. 
  • In ruil gingen zij erfelijke verplichtingen aan. Hierdoor ontstonden nieuwe groepen:
  • Horigen: boeren gebonden aan het land
  • Lage en hoge adel met erfelijke voorrechten. 
 

Slide 11 - Slide

Hofstelsel

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hofstelsel 
Het hofstelsel is dus een economisch en sociaal systeem

Slide 14 - Slide

Maken paragraaf 3.2
Voor iedereen: 1, 2, 3, 7, 9 t/m 11

Verdiepende opdrachten: 13, 14, 15 

Slide 15 - Slide

Theorie
Domein: landgoed van de heer of klooster waaraan horigen zijn gebonden. 
Vroonland: Deel van het domein waar de heer woont.
Hofstelsel: Systeem waarbij ene deel van domein door de heer wordt gebruikt en het andere wordt geleend aan horige boeren.

Slide 16 - Slide

3.3 Het feodale stelsel

Slide 17 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je:
  • uitleggen welke politieke problemen volgden op de val van het West-Romeinse Rijk
  • uitleggen wat het Leenstelsel/feodalisme inhoudt en

Slide 18 - Slide

Hoe ga je na het einde van het West-Romeinse Rijk je koninkrijk besturen?
l

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Feodalisme
  • Karel de Grote stelde het leenstelsel in
  • De leenheer (=koning) leent gebieden uit aan leenmannen (=graven, hertogen, de adel). 
  • De leenman legt een eed af bij de koning
  • Leenmannen voeren in hun gebied het bestuur, spraken recht en verdedigen dit gebied. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Nadelen van feodalisme 
  • Leenmannen zagen hun grond steeds meer als erfelijk, 
  • verhouding koning - leenman werd steeds minder persoonlijk
  • Leenstelsel 'slechts' gebaseerd op trouw

Slide 23 - Slide

Dus hoe was in de Middeleeuwen de macht verdeeld? 

De Middeleeuwse samenleving was een standensamenleving. Een stand = een groep met een vaste sociale positie. 

  • Eerste stand: de Geestelijken, de mensen die in dienst zijn van de kerk. (bidden)
  • Tweede stand: Edelen: de koning, leenmannen en sommige ridders. Besturen, rechtspreken en verdedigen van het gebied. (vechten)
  • Derde stand: de rest van de bevolking: vooral boeren, zij zorgen voor het voedsel. (werken)

Slide 24 - Slide

Feodale Stelsel
Het feodale stelsel is dus een politiek systeem, want het heeft betrekking op het bestuur van een rijk

Slide 25 - Slide

Opdrachten
1. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen het hofstelsel en feodalisme?
2. Welke factoren hebben bijgedragen aan het ontstaan van het feodalisme? Schrijf ze op in chronologische volgorde
3. Waardoor was het feodalisme een succes voor de Frankische vorsten?
4. Hoe werkt het feodaal stelsel? Maak er een tekening van in je schrift. 
5. Maak paragraaf 3.3 (blz. 31) opdr. 13 + 14

Slide 26 - Slide