Tekstverbanden en signaalwoorden deel 1 RvL

signaalwoorden
Verbanden en signaalwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

signaalwoorden
Verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden
en 
tekstverbanden
- wat zijn het?

Slide 2 - Slide

Lezen
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. (Let op!)
1. opsommend tekstverband
2. tegenstellend tekstverband
3. voorbeeld

Slide 3 - Slide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd die bij elkaar horen. De volgorde waarin dit gebeurt, is niet belangrijk.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 
Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 4 - Slide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 5 - Slide

voorbeeld
Er worden voorbeelden genoemd:

Ik heb al veel geprobeerd, zoals een zalfje, pilletjes en een pleister.

Signaalwoorden: zo, zoals, bijvoorbeeld, als voorbeeld

Slide 6 - Slide

zoals
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'middel-doel'

Slide 7 - Quiz

ook
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'reden'

Slide 8 - Quiz

daarentegen
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'middel -doel

Slide 9 - Quiz

denk aan
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'reden'

Slide 10 - Quiz

aan de ene kant ... aan de andere kant
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'middel-doel'

Slide 11 - Quiz

maar
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstbestand 'reden'

Slide 12 - Quiz

om te beginnen
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstbestand 'conclusie'

Slide 13 - Quiz

zo
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'conclusie'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'middel -doel'

Slide 14 - Quiz

verder
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'conclusie'

Slide 15 - Quiz

hoewel
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'conclusie'

Slide 16 - Quiz

toch
is een signaalwoord ...
A
voor het tekstverband 'opsomming'
B
voor het tekstverband 'tegenstelling'
C
voor het tekstverband 'voorbeeld'
D
voor het tekstverband 'conclusie'

Slide 17 - Quiz

Lees de tekst

Slide 18 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
mbo-opleidingen in Nederland
B
onwenselijke situatie
C
stage mbo
D
stage voor illegale jongeren

Slide 19 - Quiz

Wat is volgens alinea 1 het tegenovergestelde van illegaal?

Slide 20 - Open question

Hoeveel problemen noemt alinea 2?

Slide 21 - Open question

Wat is het doel van de tekst?
A
instrueren
B
informeren
C
adviseren

Slide 22 - Quiz

einde deel 1

Slide 23 - Slide