M2A_U2L4_past continuous_20-11-2023

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welcome M2A
PONIKS@pontes.nl

Slide 2 - Slide

Homework

Afmaken opdrachten 3 - 6

Leer de vocabulaire van les 1





Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

What is a cost of living crisis? And do you think this is an issue in the Netherlands as well?

Slide 5 - Slide

Learning targets

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.

Je kunt voor een gegeven zin zelf een tag question vormen.





Slide 6 - Slide

Tag questions
You can use tag questions, can't you?

Slide 7 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.

Een korte vraag aan het einde van een zin: ..., is it? / ...,isn't it?

Hiermee vraag je om bevestiging:
nietwaar?/ hè?/ toch?/ vind je niet?

Slide 8 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.

You're at school together, aren't you?

You're not busy, are you?

Slide 9 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.

You're at school together, aren't you?

You're not busy, are you?

Slide 10 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.
You like ice cream, don't you?
She is coming with us, isn't she?
He can swim, can't he?
We should go now, shouldn't we?
They were at the party, weren't they?

Slide 11 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.
In een tag herhaal je to be of een hulpwerkwoord (bijvoorbeeld have, can, could)

You can hear me now, can't you?

She's not angry, is she?

Slide 12 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.
In een tag herhaal je to be of een hulpwerkwoord (bijvoorbeeld have, can, could)

You can hear me now, can't you?

She's not angry, is she?

Slide 13 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.
Het onderwerp van de tag question is een persoonlijk voornaamwoord (I, you, he, she, it ....) of there.

Students can't come here, can they?

There isn't any food left, is there?

Slide 14 - Slide

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.
  1. You are happy, ______________________________________________?
  2. They have finished their homework, ________________________?
  3. She can speak French, _____________________________________?
  4. He is a doctor, ______________________________________________?
  5. We have seen that movie, __________________________________?
  6. It's a beautiful day, _________________________________________?
  7. You haven't been to London before, ________________________?

She could solve the puzzle, couldn't she?
You are coming with us, aren't you?

Slide 15 - Slide

Let's get to work
Wat
Maak opdracht 7 op pagina 92/93 in je werkboek
Hoe
In tweetallen
Hulp
Boek, Klasgenoot, Leraar
Tijd
.......... minuten
Klaar
Schrijf zelf een zin met to be, have, can of could met een question tag erachter.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Learning targets

Je begrijpt wat tag questions zijn en waar ze voor gebruikt worden.

Je kunt voor een gegeven zin zelf een tag question vormen.





Slide 18 - Slide

Homework

Afmaken opdrachten 1-7

Leer de grammatica van de question tags en leer de vocabulaire van les 1.





Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link