Lesweek 8 (16+17)

Wilkommen zur Deutschstunde
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Stundenplanung
1. Oefentoets
2. Beim Arzt - Redemittel
3. Wie sollst du Redemittel lernen?
4. Fragen
5. Schreiben

  • Je weet waar je aan kunt werken voor jouw toetsweek.
  • Je weet hoe je de Redemittel kunt leren.
  • Je kunt de Redemittel toepassen in zinnen (schrijven en/of gesprek)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Quizizz
Oefentoets

> Toets: 4H- Kapitel 2 - Kleine oefentoets
> Log in met jouw SCHOOLMAIL.
> Maak de oefentoets. Aan het eind zie je de antwoorden en jouw percentage van goed beantwoorde vragen.


timer
15:00000

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit!
Was? Aufgabe 50
Wie? im Plenum
Wie lange? 10 Minuten
Fertig? 53
timer
15:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan Redemittel leren
1. Kijk naar de zinnen. Haal de woorden uit de zinnen die je nog niet kent of moeilijk zijn. Zet deze in een aparte woordenlijst in Quizlet of WRTS. Stamp deze tot je ze kent.

2. Ga dan terug naar de hele zinnen. Schrijf de zinnen minimaal 1 keer op.

3. Ga jezelf nu testen of je de zinnen kunt vertalen. Lukt dat niet? Schrijf deze 5 keer op.

4. Toets jezelf dan nog een keer. Alleen de zinnen die je bij deze keer niet weet, zet je in Quizlet/WRTS. Stamp deze zinnen.

5. Laat je overhoren. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Stel 1 vraag voor de toetsweek.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Stundenplanung
1. Oefentoets
2. Beim Arzt - Redemittel
3. Wie sollst du Redemittel lernen?
4. Starke Verben
5. Schreiben
6. SO

  • Je weet hoe je de sterke werkwoorden in de o.t.t. vervoegt.
  • Je weet hoe je sterke werkwoorden herkent.
  • Je kunt de Redemittel toepassen in zinnen (schrijven en/of gesprek)
  • Je weet wat je goed en/of fout gedaan hebt in het SO.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is er nu anders bij de sterke werkwoorden?

Sterke werkwoorden krijgen in sommige vormen
een klinkerverandering in de stam


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wanneer precies?
Hiervoor moet je 3 vragen met 'ja'  kunnen beantwoorden:

1) Is het werkwoord sterk?
2) Is het een vorm met du of er/sie/es?
3) Staat er een     a / au / e    in de stam van het werkwoord?

ALLEEN dan verandert de klinker in het werkwoord!!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Dan is er een klinkerverandering
a -> ä
au -> äu

korte e -> i 
lange e -> ie


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Let op!
De meeste werkwoorden die
in het Nederlands sterk
zijn, zijn ook
in het Duits sterk!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
De vertaling van 'hij rijdt'        (rijden = fahren):
1) rijden > reed > sterk werkwoord   V
2) hij = 3e pers. EV = er                           V
3) fahren > stam: fahr                             V
3x 'ja' ->    a > ä   ->    er fährt

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Nog een voorbeeld
De vertaling van 'jij komt' ?    (ergens naartoe komen = kommen)

1) komen > kwam > sterk werkwoord                  V
2) jij = 2e pers. EV = du                                                V
3) kommen > stam:  komm                                        X
Niet alle punten 'ja' ->  GEEN klinkerverandering!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Du ... (helfen) deiner Schwester mit den Hausaufgaben.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Er ... (rufen = roepen) seinen Vater um Hilfe.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Mutter ... (sehen = zien) die Show im Fernsehen.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Er zijn geen regels zonder uitzonderingen:

gehen, stehen
-> 
sterk, maar geen klinkerverandering
                                    (er geht, er steht)
nehmen, geben -> sterk, maar lange e wordt i
                                    (sie nimmt, du gibst)
stoßen -> = stoten, sterk in het D, geen a/e maar wel Umlaut
                                    (du stößt, er stößt)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Voltooid deelwoord sterk werkwoord
Dit voltooid deelwoord wordt meestal zo gevormd:
ge - stam - en
laufen (= lopen) -> gelaufen
fahren (= rijden) -> gefahren
Let op: soms heb je een klankverandering!
schwimmen (zwemmen) -> geschwommen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wir sind schnell nach Hause ... (laufen), weil es regnete.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Du hast die Katze aus dem Baum ... (retten)

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

An die Arbeit!
Was? Aufgabe 51 Kapitel 2
Formuliere Fragen von deinem Teil!
Wie? Individuell
Wie lange? 5 Minuten

timer
5:00

Slide 22 - Slide

Teilt die Klasse in zwei Gruppen, in Gruppe A und B. Formuliert zuerst individuell die Fragen. Notiere die Fragen in deinem
Heft. Wenn du zur Gruppe A gehörst, formulierst du die acht Fragen auf Deutsch zum Thema Gesundheit . Wenn du zur Gruppe B gehörst, formulierst du acht Fragen zum Thema Sport und Ernährung .
Was jetzt?
Geht danach in der Klasse umher und stellt die Fragen an eure Mitschüler. Wenn du eine Person gefunden hast, die
deine Frage mit ja beantworten kann, dann notierst du den Namen bei dieser Frage in dein Heft. Wenn du Niederländisch
sprichst, gibt dir der andere keine Antwort. Er oder sie sagt „Ich verstehe dich nicht.“ Am Ende solltest du bei jeder Frage
einen Namen stehen haben.
timer
5:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit!
Was? Leren toetsweek Duits
Wie? Individuell
Wie lange? bis zum Ende der Stunde

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

bedankt voor deze les en veel succes in de toetsweek!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions