Les 4; Onthouden JEF en het geheugen & sneller lezen

1 / 18
next
Slide 1: Slide
StudievaardighedenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Introduction

Lessencyclus "In topvorm met JEF PO" Les 4; Onthouden JEF en het geheugen & sneller lezen

Instructions

Materialen bij deze les, te vinden in de bijlagen:
- Werkbladen voor de leerlingen
- EF-planagenda (verkrijgbaar via www.ef-planagenda.nl)

In de les vindt u bij notities de tekst die u kunt gebruiken bij de desbetreffende slide. Deze kunt u ook vooraf afdrukken.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lessencyclus "In topvorm met JEF PO"
Les 4; Onthouden JEF en het geheugen & sneller lezen

Materialen bij deze les, te vinden in de bijlagen:
- Werkbladen voor de leerlingen
- EF-planagenda (verkrijgbaar via www.ef-planagenda.nl)

In de les vindt u bij notities de tekst die u kunt gebruiken bij de desbetreffende slide. Deze kunt u ook vooraf afdrukken.

Slide 2 - Slide

  • We bespreken eerst de opgestelde doelen
  • Je gaat tijdens deze les leren hoe het geheugen werkt en op welke manier je het beste gebruik kunt maken van je geheugen. Niet alleen op school, maar ook voor thuis wanneer je aan het leren bent. Het is goed om te weten, dat leren kan worden getraind, je hersenen en daarmee je geheugen werkt als een soort spier die door training sterker kan worden.
  • Ik geef je de tip om sneller te kunnen lezen!

Slide 3 - Slide

Bespreek met de leerlingen hun weekdoel. Deze hebben ze tijdens les 3 opgesteld en in hun EF-planagenda genoteerd.
Wat is er gelukt en wat niet? Oorzaken, tips en adviezen bespreken.

Slide 4 - Slide

Waarom is het belangrijk dat je wat weet over de EF, hersenen en het geheugen?
 
Zoals je al in les 1 hebt geleerd zijn Executieve functies (EF) kennis en talenten (vaardigheden) die mensen nodig hebben om taken goed uit te voeren en problemen op te lossen. Deze vaardigheden leren we al van jongs af aan. Deze functies bepalen wat je doet en hoe je reageert. Ze hebben invloed op je gedrag en leren. Die aansturing gebeurt meestal zonder dat je het weet. Deze executieve functies hebben grote invloed op je succes op school.

Slide 5 - Slide

Het geheugensysteem
 
Als we het hebben over het geheugen, hebben we het over 3 verschillende soorten geheugen. Het sensorisch geheugen, het werkgeheugen (daaronder valt het kortetermijngeheugen) en het lange termijngeheugen

Je neemt iets waar met je zintuigen (zien, voelen, horen, ruiken en proeven). Deze informatie wordt doorgestuurd naar je korte termijn geheugen in je hersenen. Deze bepaalt of je iets met deze informatie gaat doen. Wanneer je iets met de informatie gaat doen, dan komt de informatie in het werkgeheugen terecht. Zie de afbeelding boven aan deze bladzijde.
 
Doe je veel of vaak iets met deze informatie, dan komt deze in je langetermijngeheugen terecht, waar het wordt vastgemaakt aan iets dat je al weet (“kapstok”). Wanneer je niet veel met deze informatie doet, komt deze niet in het lange termijn geheugen terecht en verdwijnt de informatie na een tijd.
 
Dit is een steeds terugkerend proces. Je vangt (nieuwe) sensorische informatie op (coderen) in je sensorisch geheugen, verwerkt deze informatie in je werkgeheugen, zodat deze wordt opgeslagen in je lange termijngeheugen (opslaan). Om vervolgens wanneer je de informatie nodig hebt weer terug te halen (terughalen).
 
Laat daarna de video “Groeien van verbindingen (neutronen) in de hersenen zien”.  (volgende slide)

Slide 6 - Video

Goed te zien is dat de verbindingen gelegd worden, maar ook weer afgebroken als ze niet meer gebruikt worden.

Slide 7 - Slide

Informatie begrijpen
Wanneer je informatie niet goed begrijpt, kun je deze ook niet onthouden. Deze informatie zal dan ook niet worden opgeslagen in je lange termijngeheugen. Het heeft dan ook niet veel zin om informatie die je niet goed begrijpt uit je hoofd te leren. Om informatie te onthouden moet de informatie voor jou betekenis hebben. Je moet het in je lange termijngeheugen ergens “aan kunnen hangen”.
 
Informatie herhalen
Zoals je eerder al hebt geleerd, wordt informatie eerst opgeslagen in het werkgeheugen (kortetermijngeheugen). Om de informatie in je lange termijngeheugen te krijgen, moet je actief leren. Actief leren betekent dat je wat met de informatie moet doen. Bijvoorbeeld door je huiswerk te maken, de informatie samen te vatten, flitskaarten te maken of de informatie die je hebt geleerd aan je ouders vertellen. Door de informatie op deze manier te herhalen, wordt de informatie opgeslagen in je lange termijngeheugen. Als je dan een toets hebt kan je de informatie terughalen en gebruiken.
 
Informatie verbinden (“ophangen”) aan bestaande kennis
Door nieuwe informatie te koppelen aan de al bestaande kennis in je lange termijngeheugen kan je de nieuwe informatie makkelijker onthouden. Wanneer je iets nieuws moet leren, is het handig om te bedenken wat je al over het onderwerp weet. Zo kan de nieuwe informatie worden verbonden aan de al bestaande kennis die je hebt. Op deze manier kan je de informatie makkelijker terughalen uit je lange termijngeheugen.
 
Informatie met interesse en aandacht verwerken
Om de informatie te verwerken, heb je concentratie nodig. Door je te concentreren op de informatie kan deze worden overgebracht naar je lange termijngeheugen. Lukt het je niet op je voldoende te concentreren, dan wordt de informatie niet grondig genoeg opgeslagen. De kans is dan groter dat je het vergeet. Zorg er dan ook voor dat je niet wordt afgeleid als je huiswerk aan het maken bent of moet leren voor een proefwerk. Dus… telefoon aan de kant en focus je op het leren.

Slide 8 - Slide

Zoals beloofd in les 1; Hier is ie weer? Wie weet het nog?


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

Leg hierna het verband met de vergeetcurve op de volgende slide.

Slide 11 - Slide

De vergeetcurve

Leg het verband tussen “% dat je onthoudt” en “verlopen tijd na het leren” m.b.v. de vergeetcurve.
Zoals je in de vergeetcurve kunt zien is het van groot belang dat je veel herhaalt om alle stof beter in je geheugen op te slaan.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

Wanneer je op de middelbare school zit, moet je veel informatie tegelijkertijd verwerken. Meer dan op de basisschool, dit is dan ook best even wennen. Je moet namelijk boeken lezen, naar de instructies van de docent luisteren, zelf op onderzoek uitgaan op het internet. Dit is allemaal geschreven en/of gesproken tekst die je moet verwerken.
Het verwerken van deze informatie, kost veel tijd. Daarom is het handig als je snel kan lezen, zodat je de informatie sneller kan verwerken.

Er zijn 2 belangrijke factoren die het lezen vertragen:
  • Je ogen gaan terug naar de woorden die je al eerder hebt gelezen. Dit noemen we back-skipping.
  • Je ogen blijven hangen op een bepaald woord. Dit noemen we fixatie.

We lezen langzamer dan we praten, hoe komt dat?
  • Wanneer we lezen stellen we onszelf de klank voor, we lezen als het ware onszelf voor. Echter hoeft dit helemaal niet.
  • Mensen lezen vaak in het tempo waarin ze praten, ook dit is niet nodig.
  • We lezen woord voor woord, wat zorgt dat we langzamer gaan lezen.
Maak oefening 1 “Lezen zonder aanwijzen” ( nog niet kijken)
De tekst heeft 15 regels, hoe lang denk je hier over te doen? Onthoud dit.
De volgende vragen moet je na het lezen van de tekst beantwoorden:
  • Hoelang heb je over het lezen van de tekst gedaan (je leest in je hoofd op een voor jou fijn tempo, ga dus niet haasten).
  • Weet je goed waar de tekst over gaat.
Doe deze oefening alleen. Ik zet een stopwatch op het bord (volgende slide). Jij leest de tekst en neemt de tijd op. Lees in stilte. Vul de vragen in.

stopwatch
00:00000
STOPWATCH

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

Neem bovenstaande tekst door en kijk de video “Meest krachtige leestip!”. (volgende slde)



Slide 16 - Video

This item has no instructions

stopwatch
00:00000
STOPWATCH

Slide 17 - Slide

Maak daarna oefening 2 uit het werkboek.
Bespreek de uitkomsten van de test klassikaal.

Slide 18 - Slide

  • Sensorisch, werkgeheugen (incl korte termijngeheugen) en lange termijn geheugen
  • Rond de 30 %
  • Gebruik je vinger of een pen!
Geef de leerlingen tijd om een nieuw weekdoel op te stellen en hun agenda weer in orde te maken. Bespreek de weekdoelen kort.