6 november

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Wat doen we vandaag?

• Vragen grammatica of toets?
• Bespreken Tekst 9A. 
  
• Vertalen tekst 9A

Vragen grammatica en/of de toets?

Geen vragen (meer)?

• Maak maar twee rijtjes.... 

Plusquamperfectum

• plusquamperfectum: voltooide tijd van het verleden
• Dus: een handeling is afgerond in het verleden voordat een andere handeling in het verleden plaatsvond.
• Vorming: perfectumstam + imperfectum van esse
• Dus: vocare => voca-v-eram = ik had geroepen

Conjunctivus

• conjunctivus: vorm die -in tegenstelling tot de indicativus- geen feitelijke informatie geeft
• Het is een stapje verwijderd van de werkelijkheid:
• Het geeft vaak een mogelijkheid of een wens aan.

Conjunctivus

• Conjunctivus Imperfectum:
  
• Infinitivus praesens + persoonsuitgang 
• Dus: amare-m, -s, -t, -mus, -tis, -nt.
• Conjunctivus Plusquamperfectum:
  
• Infinitivus perfectum + persoonsuitgang 
• Dus: amavisse-m, -s, -t, -mus, -tis, -nt.

Vertaling Conjunctivus

• Bijzinnen met ut:
• - doel: opdat, om te.
• - noodzakelijke aanvulling: dat.
  
• Bijzinnen met cum:
• - reden: omdat
• - tijd: toen
• - toegeving: hoewel, ofschoon

Cura cum quendam fluvium transiret,

vidit cretosum lutum,

sustulit cogitabunda
et coepit fingere hominem.

Dum deliberat secum quidnam fecisset, intervenit Iovis;

rogat eum Cura, ut ei daret spiritum

quod facile ab Iove impetravit.

Cui cum vellet Cura nomen suum imponere, Iovis prohibuit suumque nomen ei dandum esse dixit.

Dum de nomine Cura et Iovis disceptarent

surrexitet Tellus suumque nomen ei
imponi debere dicebat,

quandoquidem corpus suum praebuisset.

Sumpserunt Saturnum iudicem;

quibus Saturnus aequus videtur iudicavisse:

Tu, Iovis, quoniam spiritum dedisti, animam post mortem accipe;

Tellus, quoniam corpus praebuit, corpus recipito.

Cura quoniam prima eum finxit, quamdiu vixerit,
Cura eum possideat;

sed quoniam de nomine eius controversia est, homo vocetur, quoniam ex humo videtur esse factus.

De vier tijdperken. 

Lees de tekst 
"De vier tijdperken"

en maak de bijbehorende vragen.

Opdracht bij de tekst

• Kleur in elke zin:
• De persoonsvorm.
  
• Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
• Alle Nominativi in een andere kleur.
• Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
• (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Aan het werk. 

• Leer de woordjes en grammatica t/m 9A.
• [Kleur 9A, af. ]
• Vertaal 9A, af.

Dit is ook huiswerk.

Wat heb je vandaag geleerd?

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?