H4.3 Omzet en winst

Economie

Ga rustig & stil klaar zitten.

Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen/potlood.

Geen jassen en tassen op tafel!
timer
2:00
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Economie

Ga rustig & stil klaar zitten.

Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen/potlood.

Geen jassen en tassen op tafel!
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Vandaag
H4.3 Omzet en winst
Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Slide

Hand opsteken!

Slide 3 - Slide

Leerdoelen

  • Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.
  • Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.
  • Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.
  • Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 4 - Slide

Mechaniseren | automatiseren | robotisering
Leerdoel: Ik kan het verschil uitleggen tussen mechanisering, robotisering en automatisering.

Slide 5 - Slide

Mechaniseren | automatiseren | robotisering
Leerdoel: Ik kan het verschil uitleggen tussen mechanisering, robotisering en automatisering.

Slide 6 - Slide

Mechaniseren | automatiseren | robotisering
Leerdoel: Ik kan het verschil uitleggen tussen mechanisering, robotisering en automatisering.

Slide 7 - Slide

Wat levert het op?
Leerdoel: Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.



Slide 8 - Slide

Wat levert het op?

Omzet = totale opbrengst (TO)
Afzet = hoeveelheid producten die je hebt verkocht (Q)
Verkoopprijs = voor welke prijs de producten zijn verkocht (P)
Leerdoel: Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.




Slide 9 - Slide

Wat levert het op?

Omzet = totale opbrengst (TO)
Afzet = hoeveelheid producten die je hebt verkocht (Q)
Verkoopprijs = voor welke prijs de producten zijn verkocht (P)
Leerdoel: Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.




Slide 10 - Slide

Wat levert het op?

Een bedrijf verkoopt 4.000 producten tegen een verkoopprijs van € 12,-. 
Leerdoel: Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.




Slide 11 - Slide

Wat levert het op?

Een bedrijf verkoopt 4.000 producten tegen een verkoopprijs van € 12,-. 

Omzet = € 12,- × 4.000 = € 48.000,-
Leerdoel: Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.




Slide 12 - Slide

Wat levert het op?

Een bedrijf verkoopt 33.000 producten tegen een verkoopprijs van € 22,-. 

Leerdoel: Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.




Slide 13 - Slide

Wat levert het op?

Een bedrijf verkoopt 1.000 producten tegen een verkoopprijs van € 299,-. 

Leerdoel: Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.




Slide 14 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs

Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 15 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs

Verkoopprijs = kostprijs + winst

Kostprijs = prijs die het kost om één product te maken.

Winstmarge = percentage van de kostprijs. Dit is voor de eigenaar van het bedrijf.
Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 16 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs


Van een bedrijf zijn de vaste kosten € 2.000, de variabele kosten per product zijn € 0,30. Het bedrijf produceert 10.000 producten.
Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 17 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs


Van een bedrijf zijn de vaste kosten € 1.000, de variabele kosten per product zijn € 0,75. Het bedrijf produceert 1.000 producten.
Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 18 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs


Van een bedrijf zijn de vaste kosten € 20.000, de variabele kosten per product zijn € 1,25. Het bedrijf produceert 15.000 producten.
Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 19 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs


De kostprijs is € 0,50. De winstmarge is 40% van de kostprijs.
Verkoopprijs = kostprijs + winst = 
€ 0,50 + (40% × € 0,50) = € 0,50 + € 0,20 = € 0,70
Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 20 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs


De kostprijs is € 0,50. De winstmarge is 40% van de kostprijs.
Verkoopprijs = kostprijs + winst = 
€ 0,50 + (40% × € 0,50) = € 0,50 + € 0,20 = € 0,70

Of kort: € 0,50 × 1,4 = € 0,70
Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 21 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs


De kostprijs is € 0,80. De winstmarge is 50% van de kostprijs.

Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 22 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs


De kostprijs is € 29,99. De winstmarge is 30% van de kostprijs.

Leerdoel: Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.

Slide 23 - Slide

Met of zonder btw?
Bij elke aankoop die je doet, betaal je belasting. Deze belasting noem je:

btw (belasting over de toegevoegde waarde).


De winkel waar je het product koopt, draagt de btw vervolgens af aan de Belastingdienst en mag die dus niet zelf houden. Bedrijven rekenen daarom het bedrag exclusief btw als hun inkomsten (omzet).

Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 24 - Slide

Met of zonder btw?
In Nederland zijn er drie btw-tarieven:
  • Hoog-tarief (21%) - alle overige goederen en diensten.
  • Laag-tarief (9%) - basisbehoeften zoals levensmiddelen.
  • Nultarief (0%) - vrijstellingen zoals zonnepanelen en onderwijs.

Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 25 - Slide

Met of zonder btw?

Naast btw betaal je op sommige producten en diensten ook nog accijns.
Accijns en milieuheffingen zijn belastingen op producten waarvan de overheid het gebruik wil ontmoedigen. 

Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 26 - Slide

Met of zonder btw?
De prijs van een fiets exclusief btw is € 200,-. Het btw-tarief is 21%.

De prijs van de fiets inclusief btw = € 200,- × (1 + 0,21) = € 242,-.


Of kort: € 200,- × 1,21 = € 242,- 
Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 27 - Slide

Met of zonder btw?


De prijs van een fiets exclusief btw is € 249,-. Het btw-tarief is 21%.
Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 28 - Slide

Met of zonder btw?


De prijs van een fiets exclusief btw is € 49,-. Het btw-tarief is 21%.
Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 29 - Slide

Met of zonder btw?
De prijs van een brood is € 3,75 inclusief btw. Het btw-tarief is 9%.

De prijs exclusief btw is dan: € 3,75 ÷ (1 + 0,09) = € 3,44.


Of kort: € 3,75 ÷ 1,09 = € 3,44 
Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 30 - Slide

Met of zonder btw?


De prijs van een brood is € 7,99 inclusief btw. Het btw-tarief is 9%.

Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 31 - Slide

Met of zonder btw?


De prijs van een brood is € 1,99 inclusief btw. Het btw-tarief is 9%.

Leerdoel: Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.

Slide 32 - Slide

Bruto- en nettowinst
Leerdoel: Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 33 - Slide

Bruto- en nettowinst

Bedrijven willen winst maken en geen verlies. Winstberekening is dus een belangrijk instrument voor een bedrijf om te zien of alles goed loopt. Bedrijven maken onderscheid tussen nettowinst en brutowinst.
Leerdoel: Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 34 - Slide

Bruto- en nettowinst

Wanneer je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt, heb je de brutowinst berekend. 

De inkoopwaarde van de omzet is het totaalbedrag waarvoor de ondernemer de producten zelf heeft moeten inkopen.
Leerdoel: Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 35 - Slide

Bruto- en nettowinst

Wanneer je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt, heb je de brutowinst berekend. 

De inkoopwaarde van de omzet is het totaalbedrag waarvoor de ondernemer de producten zelf heeft moeten inkopen.
Leerdoel: Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 36 - Slide

Bruto- en nettowinst

 De omzet van een onderneming is € 68.500. Er zijn 1.500 producten verkocht tegen een gemiddelde inkoopprijs van € 20 per stuk.
Leerdoel: Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 37 - Slide

Bruto- en nettowinst

Als je alle kosten van de opbrengst hebt afgetrokken, houd je de nettowinst over.
Leerdoel: Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 38 - Slide

Bruto- en nettowinst

 Van de brutowinst van € 38.500 haalt de ondernemer nog € 30.200 aan bedrijfskosten af.
Leerdoel: Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 39 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan de omzet van een bedrijf berekenen.
  • Ik kan de kostprijs en de verkoopprijs berekenen.
  • Ik kan de verkoopprijs inclusief en exclusief btw berekenen.
  • Ik kan de bruto- en nettowinst berekenen.

Slide 40 - Slide

Nu zelf maken!
H4.3
blz  t/m 
opdracht 25 t/m 36

Zelfstandig aan de slag.
Heb je een vraag? Steek je hand op!
timer
20:00

Slide 41 - Slide