2.1 Find Out & Grammar

Vak: Engels
Hoofdstuk: 2.1 Find out & Grammar
1.
Lesson opening
2.
Lesson goals
3.
Arrangements + Mini-check
4. 
Instruction
5.
Supervised practice
6. 
Work independently
7.
Evaluation
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Engels
Hoofdstuk: 2.1 Find out & Grammar
1.
Lesson opening
2.
Lesson goals
3.
Arrangements + Mini-check
4. 
Instruction
5.
Supervised practice
6. 
Work independently
7.
Evaluation

Slide 1 - Slide

1. Lesson opening
Take your English book but keep it closed.

Homework check: 
-

Slide 2 - Slide

2. Lesson goals
After this lesson: 
- can you use the grammar comparisons
- do you know how to use the grammar of much/many
- can you explain when you use many and when you use much.




Slide 3 - Slide

3. Arrangements
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Krystian, Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jaysen, Jessica & Niek

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen en samen begeleid inoefenen.
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Krystian, Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: 2.1 Find Out & Grammar
blz: 49 t/m 51 en 53/54
opdr: 1 t/m 4, 7 & 8

Slide 5 - Slide

Mini-check
leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Slide

Welk rijtje is juist?
A
Big - bigger - biggest
B
Nice - Niceer - Niceest
C
Tall - Taler - Talest
D
Long - Longger - Longest

Slide 7 - Quiz

Do you think my hair looks ... (pretty) this way?
A
prettier
B
prettyer
C
more pretty
D
more prettyer

Slide 8 - Quiz

Much or many?
potatoes
A
much
B
many

Slide 9 - Quiz

Much or many?
children
A
much
B
many

Slide 10 - Quiz

Wie maakt wat:
4 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
Je maakt zelfstandig 2.1 opdracht 1 t/m 4, 7 & 8 op blz. 49 t/m 51 en 53/54.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Slide

4. Instruction
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 12 - Slide

Comparisons
In het Nederlands: trappen van vergelijkingen.

Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven/vergelijken

C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 13 - Slide

Comparisons met 1 lettergreep
Woorden van 1 lettergreep:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 14 - Slide

woorden eindigt op -e of klinker en medeklinker
Spelling 1 lettergreep:
Woorden die eindigen op een -e 
Nice - Nicer - Nicest

Woorden die eindigen op een klinker + medeklinker
Fat - Fatter - Fattest 




Slide 15 - Slide

2+ lettergrepen
Woorden van 2 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 16 - Slide

Uitzondering 2 lettergrepen
Woorden die eindigen op een -y 
Lazy - Lazier - Laziest 
Happy - Happier - Happiest 

Slide 17 - Slide

Onregelmatig 
Good - Better - Best
Bad - Worse - Worst 

Deze leer je uit je hoofd! 

Slide 18 - Slide

Much or Many=veel

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

many
much

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

5. Supervised practice
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis & verdiept)?
Je gaat zelfstandig opdracht 1 t/m 4, 7 & 8 op blz. 49 t/m 51 en 53/54 maken. 

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig?
Intensief of begrijp je het niet? Dan maken we samen opdracht 7 & 8

Slide 23 - Slide

6. Work independently
Je gaat zelfstandig 2.1 opdracht 1 t/m 4, 7 & 8 op blz. 49 t/m 51 en 53/54 maken. 



Ben je klaar?
1. Nakijken en verbeteren
2. Vocabulary 2.1 leren (via het boek, woordzoeker of Quizlet). 

timer
1:00

Slide 24 - Slide

7. Evaluation
How did the lesson go? 
Do you have questions or did you find something difficult? 

Lesson goals: 
- can you use the grammar comparisons?
- do you know how to use the grammar of much/many?
- can you explain when you use many and when you use much?



Slide 25 - Slide

8. Homework & Tests
Homework:
Friday November 17th
2.1 opdracht 1 t/m 4, 7 & 8 
Tests:

Slide 26 - Slide